DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor de Zelfstandige Zonder Personeel(ZZP)

Een ondernemer mag de kosten die hij voor zijn onderneming maakt in aftrek brengen van de winst. Dat geldt ook voor de kosten van recepties, feesten en vermaak. Maar waar ligt de grens?

 

Er is regelmatig discussie met de belastingdienst over de vraag in hoeverre bepaalde kosten die zowel een privé-element als een zakelijk element hebben, aftrekbaar zijn. Uitgaven die voor de zaak gedaan zijn en op zakelijke overwegingen berusten, kunnen ten laste van de winst worden gebracht. De inspecteur heeft niet de bevoegdheid te toetsen of de uitgaven ook zakelijk verantwoord waren. Hij heeft dus niet het recht om de doelmatigheid van de gemaakte kosten te beoordelen.

 

De wijze waarop een onderneming wordt gedreven, wordt in beginsel bepaald door de ondernemer en het is aan hem om te beoordelen op bepaalde uitgaven voor de onderneming nut hebben. Als randvoorwaarde geldt dat het niet mag gaan om uitgaven die in wezen bedoeld zijn om in een privébehoefte te voorzien.

 

Maar waar ligt de grens? De zakenreis kan ook persoonlijk aantrekkelijk zijn; van de representatie geniet de ondernemer zelf ook enorm. Is er een criterium aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke uitgaven wél en welke niét aftrekbaar zijn?

Criterium

Dat het in de praktijk vaak moeilijk is in dit grensgebied de zakelijke en privékosten te onderscheiden blijkt uit de vele rechterlijke beslissingen hierover. De Hoge Raad zoekt het criterium in de vraag of de uitgaven op basis van zakelijke dan wel persoonlijke overwegingen zijn gedaan. Om aftrekbaar te kunnen zijn, dient de ondernemer aannemelijk te maken dat de uitgaven op grond van zakelijke overwegingen zijn gedaan. Maar ook de zakelijke belangen van de onderneming kunnen worden beïnvloed door persoonlijke omstandigheden. Dat is het geval bij uitgaven voor feesten rondom de persoon van de ondernemer.

Feesten

Bij het vieren van persoonlijke gebeurtenissen kunnen zakelijke belangen meewegen. De kosten die daarmee zijn gemoeid, zijn aftrekbare ondernemingskosten. Zo zijn de extra kosten van een feestavond ter gelegenheid van het huwelijk of verjaardag van de ondernemer waarbij naast familie ook werknemers en zakelijke relaties aanwezig zijn, aftrekbaar. Kostenverdelingen op basis van de verdeling tussen ‘privégasten’ en ‘zakelijke gasten’ zijn in de uitvoeringspraktijk heel gebruikelijk.

Gastenlijst

Het is dus van belang dat de zakelijkheid van de kosten kan worden bewezen. Die bewijslast rust op de ondernemer. Daarvoor is voldoende dat de ondernemer aannemelijk maakt dat de kosten zakelijk zijn. Bijvoorbeeld omdat de ondernemer een relatie wil versterken, opbouwen of onderhouden of om meer naamsbekendheid te genereren. De zakelijkheid van een etentje kan worden aangetoond door de reden van het etentje op de bon te schrijven. En bij een feest kan de gastenlijst een belangrijke aanwijzing voor de zakelijkheid zijn.

Als de ondernemer goed bewijs heeft, kunnen de kosten van een feest in aftrek gebracht worden op de winst. Met een gastenlijst kan aangetoond worden dat de gasten zijn de uitgenodigd uit ‘zakelijke overwegingen’. Dat vergroot de feestvreugde met een aftrekpost!

(Bron: Accountant.nl)

amenwerkingsverbanden tussen ondernemers ontstaan vaak spontaan en groeien verder uit. Vaak regelen partijen niets ‘op papier’, met alle gevolgen van dien als er problemen ontstaan in de samenwerking.

 

Ook al zie je op tegen het opstellen van een overeenkomst en de daarmee gemoeide kosten, een goed contract kan in de toekomst altijd zijn vruchten afwerpen.

 

Opstellen van een overeenkomst

Waar moet je zoal aan denken bij het opstellen van een overeenkomst? In de eerste plaats is de reden van de samenwerking van belang. Wat wil je door middel van samenwerken bereiken? Heb je dit helder voor ogen, dan wordt het eenvoudiger om de samenwerkingsovereenkomst vorm te geven.

Na het noemen van de namen van de partijen volgt in overeenkomsten een considerans. Hier worden de overwegingen omschreven. Doel van de considerans is duidelijk te maken wat de achtergronden van partijen zijn om de overeenkomst te sluiten.

In de overeenkomst kom je verder standaardbepalingen tegen zoals: definities, toepasselijk recht, overgang van rechten, procedures en een geschillenregeling.

 

Duidelijke formulering

Verder is van belang om de rechten en plichten die jij en je contractpartij over en weer hebben duidelijk te formuleren. Wie doet wat? Gaan jullie exclusief met elkaar in zee? Wanneer mogen gemaakte afspraken worden gewijzigd? Wie brengt wat in? Wie is waarvoor aansprakelijk? Hoe wordt de opbrengst verdeeld? En ‘last but not least’, hoe wordt de samenwerking beëindigd. Dit laatste is van groot belang. Regel goed hoe en onder welke voorwaarden jullie uit elkaar gaan. De ervaring leert dat de beëindiging van een samenwerking regelmatig aanleiding geeft tot conflicten.

(Bron: Jan)

De overheid gebruikt computers voor het nemen van besluiten. Vaak gaat het daarbij om geld, zoals het verlenen van kinderbijslag, de AOW, toeslagen, het opleggen van motorrijtuigenbelasting of de aanslag inkomstenbelasting. Maar hoe die besluiten precies genomen worden, is niet duidelijk. Bovendien leunen overheden ook op elkaars computerbesluiten. De burger is daardoor onvoldoende juridisch beschermd, blijkt uit promotie-onderzoek van Marlies van Eck.

Wat gebeurt er precies bij geautomatiseerde besluiten van de overheid en wat betekent deze praktijk voor de burger die te maken krijgt met zo’n besluit? Is het voldoende dat burgers in bezwaar kunnen gaan tegen een besluit als er iets fout gaat en daarna naar de rechter kunnen stappen? Dat onderzocht de promovenda Marlies van Eck. Zij promoveert op 9 februari aan Tilburg University.

Voordelen

Van Eck concludeert op basis van het onderzoek dat de inzet van technologie bij het nemen van besluiten wel degelijk voordelen heeft voor burgers. Het verzamelen van alle gegevens vindt zorgvuldig plaats. Ook krijgen mensen vaak van tevoren te zien welke gegevens de overheid heeft, wat de transparantie ten goede komt. Een ander voordeel is dat de computer alle gelijke gevallen ook echt gelijk behandelt.

Beslisregels onzichtbaar

Maar er zijn ook nadelen. De instructies aan de computer (de beslisregels en de algoritmen) zijn niet beschikbaar voor de personen die het besluit krijgen. Ook zijn er geen onafhankelijke instanties die deze instructies controleren op juistheid. In een rechtszaak over het besluit kan de rechter dus niet controleren of de overheid de wet goed interpreteert. Bovendien blijven aannames die de programmeur heeft gehad onzichtbaar. Als niet precies duidelijk is waarom de computer een besluit neemt, weet niemand of het besluit eigenlijk wel juist is.

Besluiten aan elkaar gelinkt

Een ander nadeel is dat de overheidsorganen zwaar op elkaar leunen bij het nemen van computerbesluiten. Een besluit van het ene overheidsorgaan werkt door in het besluit van een ander overheidsorgaan. Maar als er iets fout gaat, is het voor de burger erg lastig om de fouten die al verspreid zijn, te herstellen. Zeker als het met terugwerkende kracht verbeterd moet worden, is dit voor de systemen moeilijk. Dit betekent dat de burger niet altijd de juridische bescherming krijgt waar hij recht op heeft.

Aanbevelingen

Van Eck doet een aantal voorstellen om de bescherming van burgers te verbeteren. Zij stelt voor dat iedereen met problemen met computerbesluiten een ‘loods’ krijgt: een ambtenaar die gaat helpen het probleem op te lossen. Op deze manier ligt de last van de gespecialiseerde en ingewikkelde uitvoering weer bij de overheid in plaats van bij de burger. Daarnaast moeten de instructies aan de computer niet alleen openbaar en toegankelijk worden, maar ook te begrijpen zijn door mensen die geen verstand hebben van programmeren en zeker door rechters.

Promotie

Mr. Marlies van Eck promoveert op vrijdag 9 februari om 10:00 uur in de aula van Tilburg University. Titel proefschrift: Geautomatiseerde ketenbesluiten & rechtsbescherming. Een onderzoek naar de praktijk van geautomatiseerde ketenbesluiten over een financieel belang in relatie tot rechtsbescherming.

[ Bron: Tilburg University ]

De verwerking van inkomensgegevens door de Belastingdienst en woningcorporaties ten behoeve van de inkomensafhankelijke huurverhoging is niet in strijd met het recht op privacy. De wet bevat namelijk (vanaf 1 maart 2016) een expliciete wettelijke verplichting voor de Belastingdienst voor het op verzoek van de verhuurder verstrekken van de inkomensverklaring.

 

Verhuurders van sociale huurwoningen hebben de mogelijkheid om de huurprijs jaarlijks extra te verhogen ten opzichte van het reguliere basishuurverhogingspercentage om zo ‘scheefwonen’ tegen te gaan. In de periode van 16 maart 2013 tot 1 april 2016 moest bij een voorstel voor een dergelijke huurverhoging een door de inspecteur op verzoek van de verhuurder afgegeven verklaring worden gevoegd. Op 3 februari 2016 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat de inspecteur niet verplicht is om inkomensgegevens van een huurder van een sociale huurwoning te verstrekken aan de verhuurder. Met ingang van 1 maart 2016 is daarom in de wet een expliciete wettelijke verplichting opgenomen voor het verstrekken van de inkomensverklaring op verzoek van de verhuurder.

 

In een procedure voor Rechtbank Den Haag stelt de Woonbond, een belangenorganisatie voor huurders, dat de verwerking van persoonsgegevens door de inspecteur en verhuurders onrechtmatig is en (ondermeer) in strijd met de geheimhoudingsplicht en het recht op privacy. De Woonbond vordert dat wordt vastgesteld dat de huurders het inkomensafhankelijke deel van de huursom onverschuldigd hebben betaald. Rechtbank Den Haag oordeelt dat nu de verplichting om dergelijke inkomensverklaringen verklaringen expliciet in de wet is opgenomen de woningcorporatie er vanuit mag gaan dat de inkomensverklaringen – die zij van de in de wet daartoe aangewezen inspecteur verkreeg – rechtmatig waren verstrekt en dat zij deze kon gebruiken voor het voorstellen en doorvoeren van een inkomensafhankelijke huurverhoging. Het gebruik van deze inkomensverklaringen door de woningcorporatie was daarom niet onrechtmatig.

(Bron: PKF Wallast)

Een gebruiker van algemene voorwaarden moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid bieden om kennis te nemen van zijn algemene voorwaarden. De wet stelt als hoofdregel dat de gebruiker de inhoud
van de algemene voorwaarden vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst heeft verstrekt aan dewederpartij en dat deze instemt met de voorwaarden. De wet geeft aan dat de hiervoor bedoelde mogelijkheid om kennis van de algemene voorwaarden is geboden wanneer de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld.

Sinds het digitale tijdperk speelt de vraag hoe de algemene voorwaarden ter hand kunnen worden gesteld bij het sluiten van een overeenkomst via internet of de e-mail. Met betrekking tot het voorgaande is de wet een aantal jaren geleden gewijzigd. De wet geeft aan dat de gebruiker de wederpartij de mogelijkheid van kennisneming heeft geboden indien de gebruiker de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij langs elektronische weg ter beschikking heeft
gesteld op een zodanige wijze dat deze door hem kunnen worden opgeslagen en voor hem toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming.

Uit jurisprudentie volgt dat het voldoende is indien bij het sluiten van een overeenkomst via internet of email wordt aangegeven dat de algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst en deze voorwaarden daarbij achter een duidelijk herkenbare hyperlink zijn opgenomen. In de regel zal het echter niet voldoende zijn als in de overeenkomst in algemene zin wordt verwezen naar algemene voorwaarden welke de wederpartij op de website van de gebruiker kan inzien. Van belang te benadrukken is, is dat in de praktijk de bewijslast dat de algemene voorwaarden aan de wederpartij ter kennisgeving zijn aangeboden op de gebruiker zal rusten. Uit jurisprudentie volgt dat de enkele mededeling in een van de gebruiker afkomstig stuk dat de ander de voorwaarden heeft
ontvangen, onvoldoende bewijs oplevert voor de stelling dat aan deze de voorwaarden ter kennisgeving zijn aangeboden. Dit is anders, zo blijkt de jurisprudentie, wanneer de wederpartij heeft getekend voor de ontvangst hiervan. Ook bij het sluiten van een overeenkomst via internet of e-mail is het van belang aandacht te besteden aan het bewijs dat de wederpartij van de voorwaarden kennis heeft kunnen nemen. Het meest praktisch is dat de gebruiker, voordat de overeenkomst tot stand komt, de wederpartij om een bevestigingsemail vraagt waarin staat dat de algemene voorwaarden zijn ontvangen en dat met de inhoud daarvan wordt ingestemd.

(Bron: PKF Wallast)

Het EU-Hof van Justitie heeft de vragen beantwoord van het Duitse Bundesfinanzhof over de factuurvereisten voor de aftrek van voorbelasting. De Duitse rechter wilde weten of een factuur voldoet aan de eis van het “volledige adres” in de zin van artikel 226, onderdeel 5, van de BTW-richtlijn, wanneer de ondernemer die goederen heeft geleverd of diensten heeft verricht, op de door hem uitgereikte factuur een adres vermeldt waar hij weliswaar per post bereikbaar is, maar waar hij geen economische activiteit uitoefent. De vragen waren gesteld in zaak van autohandelaar RGEX GmbH die over 2008 een aftrek van voorbelasting claimde voor van EXTEL GmbH afgenomen motorvoertuigen. De Duitse Belastingdienst weigerde de aftrek, omdat het op de facturen van EXTEL genoemde adres slechts een postbusadres was waar EXTEL geen economische activiteiten verrichtte. De andere zaak betrof die van Igor Butin die ook in motorvoertuigen handelde. De Duitse Belastingdienst weigerde zijn BTW-aftrek met betrekking tot facturen van een leverancier die uitsluitend via internet handelde en op de facturen vermelde adres een brievenbusadres waar de leverancier alleen de post ophaalde. Het EU-Hof besliste dat de BTW-richtlijn zo moet worden uitgelegd dat die zich verzet tegen een nationale regeling die als voorwaarde voor de uitoefening van het recht op aftrek van voorbelasting stelt dat op de factuur het adres is vermeld van de plaats waar de opsteller van deze factuur zijn economische activiteit uitoefent.

(Bron: FUTD)

De overheid als financier voor uw startup of meer groeifinanciering voor uw scaleup, daar denkt u misschien niet direct aan. Toch zijn er veel mogelijkheden.

Zowel voor startups als scaleups zijn er kredieten en andere financiële regelingen vanuit de overheid. “Ondernemers zijn van onschatbare waarde. Ze zijn de motor van onze economie”, zo staat in het regeerakkoord van Rutte III. Toegang tot financiering is daarbij essentieel. In de selectie hieronder staan de regelingen die gedeeltelijk zowel voor startups als voor scaleups toegankelijk zijn.

Regelingen voor startups

1. Vroege fase financiering

De regeling biedt cofinanciering om de stap van idee tot de start van productontwikkeling te zetten. In deze fase gaat het om het creëren en verifiëren van commerciële concepten, het identificeren van de geschikte markt en het ontwikkelen van de juiste licenties (intellectueel eigendom).

2. WBSO

De financiële lasten van research en development (R&D) kunt u verlagen via de WBSO. WBSO staat voor Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk. De regeling verlaagt loonkosten van uw R&D-medewerker of levert uzelf als ondernemer extra aftrek op. Ook kosten voor prototypes of onderzoeksapparatuur kunnen eronder vallen (ook voor scaleups).

3. Innovatiekrediet

Het innovatiekrediet is bedoeld voor de fase van ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten. U bent druk bezig om iets werkend te krijgen, maar er is nog geen omzet. Het gaat om innovatieve ideeën op technisch of klinisch gebied (ook voor scaleups).

4. Seed business angels

Technostarters kunnen gebruik maken van Seed Business Angel fondsen. Een Seed Business Angel fonds kan financiering verschaffen in de vorm van aandelen, eventueel aangevuld met een achtergestelde lening en converteerbare leningen. Naast financiering krijgt u met business angels ook ervaren, ondernemende investeerders als klankbord. Een Seed Business Angel fonds kan minimaal € 50.000 en maximaal € 500.000 investeren per technostarter. Meer geld nodig? Dan is de Seed Capital-regeling interessant.

5. Seed capital

De Seed Capital-regeling richt zich vooral op technostarters en creatieve starters. Het ministerie van Economische Zaken verstrekt kapitaal aan investeringsfondsen, die met risicokapitaal investeren in innovatieve ondernemers op technologisch en creatief gebied.

6. BMKB, Borgstelling MKB Kredieten

Bij deze regeling staat de overheid borg voor bedrijfsfinanciering. Banken en andere financiers geven eerder een lening als de overheid voor een deel garant staat. De borgstelling geeft hen meer zekerheid, als er bijvoorbeeld onvoldoende gebouwen of machines aanwezig zijn. Startende en technologisch innoverende bedrijven kunnen rekenen op extra gunstige voorwaarden.

Regelingen voor scaleups

7. Groeifaciliteit

De Groeifaciliteit helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen. Dit gebeurt door garanties te verstrekken op achtergestelde leningen van banken en op aandelen van participatiemaatschappijen. De financier krijgt met de Groeifaciliteit 50% garantie op het risicodragend vermogen dat hij verstrekt. Bij verlies vergoedt de overheid 50% van dat verlies. Dit verlaagt het risico van de financier dus aanzienlijk.

8. Garantie Ondernemersfinanciering

De regeling helpt (middel)grote ondernemingen bij het aantrekken van bankleningen en bankgaranties. De Garantie Ondernemingsfinanciering houdt kredietstromen op gang, zodat ondernemers kunnen blijven ondernemen.

9. Dutch Good Growth Fund

Het Dutch Good Growth Fund helpt mkb’ers die zakendoen met ontwikkelingslanden en opkomende markten. Als je de financiering met je bank niet rond krijgt, is er steun met leningen, garanties en participaties met terugbetaalverplichting (deels ook voor startups). Als je kapitaalgoederen exporteert naar één of meer van de DGGF-landen, dan biedt het onderdeel Exporteren een exportkredietverzekering en exportfinanciering.

10. Dutch Trade and Investment Fund

Het fonds helpt Nederlandse mkb’ers die zakendoen met landen die niet op de Dutch Good Growth Fund lijst staan. Het onderdeel Investeren biedt steun in de vorm van leningen, garanties en (indirecte) participaties met terugbetaalverplichting. Als je kapitaalgoederen exporteert naar een of meer van de DTIF-landen, dan biedt het onderdeel Exporteren een exportkredietverzekering en exportfinanciering.

Aanvraag indienen

De regelingen worden uitgevoerd door RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). U kunt op hun website per regeling toetsen of u aan de voorwaarden voldoet.

Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s)

Bij de provinciaal georganiseerde ontwikkelingsmaatschappijen is financiering beschikbaar voor innovatieve en snelgroeiende bedrijven.

Invest-NL

In 2018 opent het overheidsloket Invest-NL met financiering voor startups en scaleups. Er komt € 2,5 miljard beschikbaar onder meer op thema’s energie, verduurzaming en digitalisering van de industrie.

Nieuw fonds voor scaleups en Europese regelingen

Het ministerie van Economische Zaken komt samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) met € 100 miljoen aan extra financiering voor scaleups. Men verwacht dat marktpartijen nog eens € 100 miljoen aan kapitaal gaan investeren in het fonds. Er zijn meer Europese regelingen. Op Ondernemersplein.nl staat de Europese subsidiegids voor beginners als wegwijzer.

Niet financiële regelingen en programma’s

Naast de financieringsregelingen zijn er ook programma’s waarbij u kunt aansluiten. Startupofficers kunnen u in contact brengen met de overheid, bijvoorbeeld als launching customer. Het platform COSTA zorgt voor samenwerking tussen corporates en startups.

Er is ook een mentorennetwerk dat startups toegang geeft tot internationale netwerken. Op Kvk.nl staat een landelijk overzicht coaching voor startups. Nlgroeit is een voorbeeld van een programma voor scaleups met een omzet van minimaal 1 miljoen euro.

(Bron: Kamer van Koophandel)

Tot slot

Kortingen voor betalingen die op tijd zijn:

Als u uw klant korting geeft omdat hij voor een bepaalde datum betaalt, dan kunt u de korting wel of niet meteen op de factuur zetten. In elk geval moet u anders met de btw om gaan:

  1. U zet de korting meteen op de factuur. Als u de korting direct op de factuur zet en uw klant betaalt op tijd, dan hebt u het juiste btw-bedrag in rekening gebracht. Maar als uw klant niet op tijd betaalt en dus geen korting krijgt, dan moet u alsnog btw betalen over de korting die op de factuur staat. U geeft dit op in de btw-aangifte . Als uw klant btw mag aftrekken, dan kan hij de btw over korting die hij niet heeft gekregen alleen aftrekken als u hem een aanvullende factuur over de korting stuurt.
  2. U zet de korting niet meteen op de factuur. Als uw klant op tijd betaalt en daarbij gebruikmaakt van de korting, dan hebt u te veel btw in rekening gebracht. Zolang u geen creditfactuur aan uw klant geeft, moet u die btw aan ons betalen. Als u uw klant wel een creditfactuur geeft, dan kunt u de btw over de korting verrekenen in uw btw-aangifte. Als uw klant het volledige btw-bedrag van de factuur heeft afgetrokken in zijn btw-aangifte, zonder rekening te houden met de korting, dan moet hij op basis van de creditfactuur de btw over de korting aan ons terugbetalen.

U werkt met kredietbeperkingstoeslag: 

Om ervoor te zorgen dat uw klanten op tijd betalen, kunt u op uw facturen een kredietbeperkingstoeslag vermelden. Betalen uw klanten te laat, dan betalen zij u deze toeslag. Over deze toeslag betaalt u btw.

Wat moet u doen?

U telt de kredietbeperkingstoeslag op bij het factuurbedrag. Meestal is dit een percentage van het totaalbedrag. Omdat u niet weet of uw klant op tijd gaat betalen, rekent u geen btw over de toeslag. Betaalt de klant op tijd, dan hoeft u verder niets te doen. Betaalt hij te laat en betaalt hij u daarom ook de toeslag? Dan betaalt u btw over dit bedrag.

Voorbeeld

U levert goederen voor: € 10.000 + € 2.100 btw = € 12.100. Over dit bedrag berekent u een kredietbeperkingstoeslag, bijvoorbeeld 1% = € 121. Hierover berekent u geen btw. Het factuurtotaal is daarom € 12.221.

Uw klant betaalt op tijd:
U ontvangt € 12.100. U betaalt btw over dit bedrag en uw afnemer kan hierover btw aftrekken als voorbelasting.

Uw klant betaalt na de betalingstermijn:
U ontvangt € 12.221. U moet dan alsnog € 21 (21/121 x € 121) btw betalen. Heeft uw afnemer recht op aftrek van btw? Dan kan hij de btw over de toeslag alleen aftrekken als u hem een aanvullende factuur stuurt.

(Bron: Belastingdienst)

Met het Hulpmiddel lijfrentepremie 2017 kunnen werknemers en ondernemers voor de inkomstenbelasting (IB) berekenen welk bedrag zij aan lijfrente in aftrek mogen brengen in hun IB-aangifte. De lijfrentepremie moet wel voor 31 december 2017 zijn betaald om deze in de aangifte over 2017 te kunnen aftrekken.

Om van de lijfrenteaftrek te kunnen profiteren, moet er door de werknemer of de ondernemer aan twee voorwaarden zijn voldaan:

  • De werknemer of IB-ondernemer moet zelf de premies betalen voor de lijfrente of hier stortingen voor doen.
  • De werknemer of IB-ondernemer heeft in een bepaald jaar onvoldoende pensioen opgebouwd. Hierdoor ontstaat er jaarruimte of reserveringsruimte. Jaarruimte houdt in dat er in een bepaald jaar niet voldoende pensioen werd opgebouwd. Reserveringsruimte is het totaal van niet-benutte jaarruimten.

Informatie van afgelopen zeven jaar nodig

Voor het berekenen van de reserveringsruimte gebruikt een werknemer of ondernemer informatie over het inkomen en de pensioenopbouw uit de afgelopen zeven jaar. Daarnaast zijn er drie documenten uit het jaar 2016 nodig om de premieaftrek lijfrente 2017 te kunnen berekenen:

  • de IB-aangifte uit 2016;
  • de inkomensgegevens;
  • indien van toepassing: de opgaaf van pensioenaangroei van het pensioenfonds of pensioenverzekeraar.

(Bron: Rendement)

De gemeente mag op openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg reclamebelasting heffen. Maar moet de opbrengst van reclamebelasting ook toekomen aan de ondernemers die deze hebben opgehoest?

Vrij besteden

De gemeente is vrij de opbrengst van de reclamebelasting naar eigen inzicht te besteden. Wel is de gemeente gebonden aan de zogenaamde beginselen van behoorlijk bestuur. Denk daarbij onder andere aan het gelijkheids- en redelijkheidsbeginsel.

Beperkt gebied

Het bovenstaande betekent dat de gemeente het heffen van een reclamebelasting tot een bepaald gebied mag beperken. Hiervoor moeten dan wel een objectieve en redelijke rechtvaardiging zijn. Deze kan zijn dat de opbrengst ook alleen maar besteed wordt aan activiteiten die zich afspelen binnen het aangewezen gebied.

Profijt

Daarbij is het uitgangspunt dat u profijt moet kúnnen hebben van de betreffende activiteiten. Of u ook daadwerkelijk van de activiteiten profiteert en of dit net zoveel is als uw buurman, is niet van belang.

Verordening

Voor de invoering van een reclamebelasting is een gemeentelijke verordening nodig. Ook hiervoor gelden de nodige eisen.

Eisen aan verordening

Zo dient een belastingverordening te vermelden: de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen voor de heffing en de invordering van belang is. Ook is bepaald dat het bedrag aan reclamebelasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Verder dient een gemeentelijke verordening gepubliceerd te worden. Tegenwoordig dient dit bij voorkeur digitaal te gebeuren.

(Bron: HLB)