DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Kennisbank voor het MKB(BV), belastingen, diversen

Van verandering van de rechtsvorm van uw bedrijf of van het samenwerkingsverband binnen uw bedrijf is bijvoorbeeld sprake als:

  • u uw eenmanszaak inbrengt in een nieuw opgerichte of bestaande vof of maatschap
  • u uw eenmanszaak, vof of maatschap inbrengt in een nieuw opgerichte of bestaande bv of nv
  • er een maat of vennoot bij uw vof of maatschap komt
  • er een maat van uw maatschap of een vennoot van uw vof wegvalt (bijvoorbeeld door uittreding of overlijden) en u de onderneming voortzet als eenmanszaak

In deze gevallen moet u de stakingswinst berekenen. Over de stakingswinst moet u inkomstenbelasting betalen. Onder bepaalde voorwaarden hoeft u niet fiscaal af te rekenen. Bijvoorbeeld als u uw onderneming overdraagt aan een bv. U moet dan wel uw hele onderneming inbrengen en u mag de aandelen die u als tegenprestatie voor uw onderneming ontvangt, 3 jaar lang niet verkopen.

Let op!

Beoordeel aan de hand van uw eigen situatie of het verstandig is om fiscaal af te rekenen of gebruik te maken van een doorschuifregeling. Als u bijvoorbeeld nog een verlies kunt verrekenen, kan het financieel voordeliger zijn wel af te rekenen over de stakingswinst.

Voor de btw is er bij een verandering in rechtsvorm of samenwerkingsverband sprake van een nieuwe onderneming. Voor de loonheffingen betekent een verandering van rechtsvorm dat u de loonadministratie moet afsluiten en dat u zich opnieuw moet aanmelden als werkgever. Als u werknemers in dienst hebt, krijgt uw onderneming een nieuw loonheffingennummer.

Als er onroerende zaken tot het vermogen van uw onderneming behoren, is er bij deze veranderingen meestal geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Verandering melden aan de Belastingdienst

Het veranderen van de rechtsvorm van uw bedrijf of van het samenwerkingsverband binnen uw bedrijf beschouwen wij in het algemeen als een staking van uw ondernemersactiviteiten. Daarom moet u de balans opmaken en afrekenen.

Het bedrijf met de nieuwe rechtsvorm of het nieuwe samenwerkingsverband beschouwen wij als een nieuw gestarte onderneming.

Geef de verandering aan ons door. Uw bedrijf krijgt dan een nieuw btw-nummer. Geef dit gewijzigde nummer meteen door aan uw leveranciers in andere EU-landen.

Als u een eenmanszaak, vof of maatschap inbrengt in een nieuw op te richten bv of nv, is sprake van een bijzondere situatie.

Let op!

Als de aandelen in een vennootschap worden overgedragen, wijzigen de rechtspersoon en de onderneming niet.

Van eenmanszaak, vof of maatschap naar bv/nv

Als u de rechtsvorm van uw eenmanszaak, vof of maatschap wilt wijzigen in die van een bv of nv of als u uw eenmanszaak, vof of maatschap wilt inbrengen in een nieuw op te richten bv of nv, doet zich een bijzondere situatie voor. De nieuwe bv of nv is pas juridisch ondernemer als de notariële akte is ondertekend. Tot dat moment is sprake van een bv of nv in oprichting. Voor de btw-heffing bestaat de bv of de nv pas als u de verklaring van geen bezwaar van het ministerie van Justitie hebt ontvangen.

De activiteiten van uw bedrijf in de periode tussen de start van uw nieuwe onderneming en het ontstaan van de bv als rechtspersoon (de voorperiode), worden verricht op grond van een voorovereenkomst.

Let op!

Informeer ons tijdig over de datum waarop u de voorovereenkomst hebt gesloten en over de ontvangstdatum van de verklaring van geen bezwaar van het ministerie van Justitie. Wij hebben deze gegevens nodig voor een juiste tenaamstelling van aangiften en eventuele aanslagen.

(Bron: Belastingdienst)

De waardering van een bedrijfspand is bepaald niet eenvoudig. Om discussies over een te hoge of een te lage waardering met de Belastingdienst te voorkomen, is het mogelijk om een minnelijke taxatie aan te vragen.

Zekerheid gewenst
Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij zekerheid over de waarde van een bedrijfspand wenselijk kan zijn. U wilt bijvoorbeeld een door u in privé gehouden pand inbrengen in de bv of juist andersom. Wellicht wilt u het tot het vermogen van de bv behorende bedrijfspand wel overdragen aan uw zoon of dochter. In deze tijd is het ook niet ondenkbaar dat het pand sterk in waarde is gedaald, waardoor misschien een afwaardering naar een lagere bedrijfswaarde gewenst is.

In een te lage of een te hoge waardering van een bedrijfspand schuilt een gevaar. De Belastingdienst kan zich dan op het standpunt stellen dat sprake is van onzakelijk handelen. Dat kan leiden tot diverse correcties en naheffingen, eventueel met boetes. Om discussies met de Belastingdienst te voorkomen over de waardering van het bedrijfspand, kan een minnelijke taxatie uitkomst bieden.

Minnelijke taxatie
Bij een minnelijke taxatie zullen een taxateur van de Belastingdienst en een door uzelf aangewezen taxateur gezamenlijk de waarde van het pand bepalen. In de volgende gevallen kunt u een gezamenlijke (minnelijke) taxatie aanvragen:

  • Er vindt een overdracht of overgang van een pand plaats of heeft plaatsgevonden tussen u en een gelieerde partij (bijvoorbeeld uw bv).
  • U verschilt van inzicht met de Belastingdienst over de waarde van een pand of er kan een verschil van inzicht ontstaan.
  • De gezamenlijke taxatie wordt namens alle belanghebbenden gedaan.

Let op!
Bent u van plan het pand te verkopen aan derden of geldt bij het bepalen van de belasting een vaste waarde (bijvoorbeeld de WOZ-waarde) voor het pand, dan kunt u hiervoor geen minnelijke taxatie aanvragen.

Open kaart
Het is van groot belang dat bij een minnelijke taxatie beide partijen volledig open kaart spelen. De in overleg tussen u en de Belastingdienst uiteindelijk vastgestelde waarde van het bedrijfspand wordt namelijk vastgelegd in een voor beide partijen bindende vaststellingsovereenkomst. U krijgt zekerheid en kunt hieraan vertrouwen ontlenen, maar u bent ook gebonden aan de vaststellingsovereenkomst. Het is dan ook van groot belang dat vooraf het doel van een minnelijke taxatie – voor zowel u als de Belastingdienst – helder is. Zorg er ook voor dat u alle relevante omstandigheden uitwisselt met de Belastingdienst, anders loopt u het risico dat u aan de minnelijke taxatie toch geen vertrouwen kunt ontlenen. Denk bijvoorbeeld aan een eventuele verpachte staat, achterstallig onderhoud, bestemmingswijzigingen en recente investeringen.

Let op!
De uitkomst van een minnelijke taxatie biedt zekerheid, maar u bent er ook aan gebonden. Zijn niet alle doelen en omstandigheden goed in kaart gebracht, dan kunt u geen vertrouwen ontlenen aan de vastgestelde waarde van het bedrijfspand. Bij een achteraf te hoge of te lage waardering moet u alsnog rekening houden met fiscale consequenties.

(Bron: Schuiteman)

Verkocht u na 28 oktober 2012 uw woning die uw hoofdverblijf was? En is de verkoopprijs lager dan uw eigenwoningschuld? Dan hebt u een restschuld. U mag voor die restschuld nog maximaal 10 jaar na de verkoopdatum de betaalde rente en financieringskosten aftrekken.

Wat is een restschuld eigen woning?

U hebt een restschuld voor uw eigen woning als uw eigenwoningschuld (het bedrag waarover u hypotheekrente mag aftrekken) hoger is dan de verkoopprijs van de woning, na aftrek van de verkoopkosten. Verkoopkosten zijn bijvoorbeeld makelaarskosten en de kosten voor het verplichte energielabel.

Situaties gelijk aan verkoop

De regels voor de eigen woning eindigen bij overdacht van de eigen woning. Meestal is dat door verkoop, maar het kan ook op andere manieren. Bijvoorbeeld als u de woning aan een ander schenkt. Deze situaties stellen wij gelijk aan verkoop. U kunt in dat geval ook een restschuld overhouden.

Checklist

In de checklist staat wat u nodig hebt om de vraag ‘Eigen woning’ in uw aangifte inkomstenbelasting in te vullen.

Voorbeelden

Onder de voorbeelden wordt uitgelegd hoe u de vraag ‘Eigen woning’ in de aangifte moet invullen. En wat u moet doen als u niet de gehele lening hebt gebruikt voor de eigen woning.

(Bron: belastingdienst)

De Hoge Raad oordeelt onder verwijzing naar de onderdelen 5.4 tot en met 5.19 van de conclusie van A-G Niessen dat het beroep van mevrouw X ongegrond is. Volgens de A-G fungeert de herrekende premie volksverzekeringen terecht als korting op de IB-teruggaaf.

Mevrouw X verzoekt in 2012 om een IB-middelingsteruggaaf over 2007, 2008 en 2009. Volgens art. 3.154 lid 7 Wet IB 2001 wordt onder de geheven inkomstenbelasting (IB) mede verstaan de premie volksverzekeringen (PVV) en wordt onder de herrekende IB mede verstaan de PVV. X stelt dat bij de berekening van de teruggaaf alleen de IB moet worden betrokken. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de keuze van de wetgever om een middelingsteruggaaf te berekenen aan de hand van belasting- en premiedruk samen niet van redelijke grond is ontbloot. Gelet op de duidelijke wettekst en de wetsgeschiedenis moet de premie wel als rekengrootheid in de middeling worden meegenomen. X gaat in sprongcassatie. De Hoge Raad oordeelt onder verwijzing naar de onderdelen 5.4 tot en met 5.19 van de conclusie van A-G Niessen dat het beroep van X ongegrond is. Volgens de A-G fungeert de herrekende premie terecht als korting op de belastingteruggaaf. De middelingsregeling wordt dus materieel ook voor de premieheffing toegepast. Deze keuze van de wetgever is goed te verdedigen en is niet van elke redelijke grond ontbloot. De belasting en premie worden namelijk samen in de eerste schijf geheven en kunnen dus voor het bepalen van de progressie niet los van elkaar worden gezien. De wetgever was redelijkerwijs niet gehouden om de middelingsregeling in te voeren en heeft in deze dus een ruime beoordelingsvrijheid. De regeling is volgens de A-G ook niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol EVRM, noch van het gelijkheidsbeginsel als vervat in art. 26 IVBPR of art. 14 EVRM. Zo wordt de herrekende premie volksverzekeringen ook niet “bijgeheven”.

(Bron: Taxlive)

Behandelt de Belastingdienst gelijke gevallen niet op een gelijke manier, dan kunt u naar de rechter stappen. Daarbij speelt onder meer de meerderheidsregel een rol. Deze regel kwam onlangs ook aan bod bij het gerechtshof in Den Haag.

De meerderheidsregel houdt in dat als de fiscus weet dat de wet niet correct wordt toegepast bij een meerderheid van gelijke gevallen binnen een regio en daar niet tegen optreedt, u hier een beroep op kunt doen. U moet dan dus aannemelijk maken dat de Belastingdienst in een meerderheid van gelijke gevallen de wet niet correct heeft toegepast.

In vergelijkbare gevallen geen naheffing

In deze zaak ging het om twee directeuren-grootaandeelhouders van een bv die een naheffingsaanslag kregen wegens een te lage bijtelling voor privégebruik van een auto van de zaak. Ze hadden hun eigen bijdrage afgetrokken van de bijtelling, terwijl later bleek dat deze eigen bijdrage eigenlijk een aanbetaling was om de auto later van de leasemaatschappij te kopen. Achteraf bleek dat de fiscus in vergelijkbare gevallen geen naheffingsaanslag had opgelegd. Omdat de inspecteur dit niet kon weerleggen, vernietigde het gerechtshof de naheffingsaanslag. 

(Bron: Fiscalio)

Het recht van de Belastingdienst op informatie over ondernemingen reikt ver. Hierdoor kunnen ondernemers verplicht worden om gegevensdragers ter beschikking te stellen aan de fiscus. De ondernemer kan er eventueel zelf voor zorgen dat deze geen informatie bevatten die de inspecteur niet hoeft te weten door de administratie te splitsen.

Informatieverplichting

Iedere belastingplichtige is verplicht op verzoek van de inspecteur alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de belastingheffing bij de belastingplichtige zelf. Deze verplichting geldt ook als de ontvanger van de belastingen gegevens en inlichtingen opvraagt voor de inning van de belastingschuld. Voor ondernemers die hun onderneming via een eenmanszaak drijven betekent dit dat zij zelf moeten voldoen aan het informatieverzoek van de Belastingdienst. Wordt de onderneming via een bv gedreven, dan moeten  de bestuurders voldoen aan de informatieverzoeken met betrekking tot de fiscale positie van de bv. Als een belastingplichtige een vertegenwoordiger aanwijst, kan de Belastingdienst ook deze vertegenwoordiger benaderen voor inlichtingen. Als hoofdregel geldt dat men de fiscus niet ongevraagd inlichtingen hoeft te geven. Hierop bestaan uitzonderingen, zoals de verplichting om een correctie op te sturen bij een onjuiste aangifte loonheffingen.

 

Derden

Voor een beperkte groep personen en lichamen bestaat ook een informatieplicht met betrekking tot de fiscale positie van derden. Deze groep bestaat uit de administratieplichtigen en de inhoudingsplichtigen (werkgevers). Zo is een werkgever verplicht de Belastingdienst te vertellen over het privégebruik van een bestelauto van de zaak door zijn werknemer als deze werknemer (ten onrechte) beschikt over een Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto. Geestelijken, notarissen, advocaten, procureurs, artsen en apothekers hoeven de fiscus geen informatie over derden te verstrekken als dat in strijd is met hun ambtelijke geheimhoudingsplicht. Zij hebben een verschoningsrecht.

 

Administratieplicht

Bedrijven zijn daarnaast ook administratieplichtig. Zij moeten daardoor een administratie voeren die voldoende inzicht geeft in onder andere de fiscale positie van de onderneming. Een ambtenaar van de Belastingdienst kan bij een controle om inzage in de administratie vragen. Administratieplichtigen moeten in beginsel aan dit verzoek voldoen. Zij moeten zelfs toestaan dat de controleur kopieën van de administratie maakt. Het is aan te raden de door de controleambtenaar gewenste kopieën zelf te maken en daarbij exact te registreren welke gegevens en kopieën aan de controleambtenaar zijn verstrekt. Zo kunt u bijhouden waar de medewerker van de Belastingdienst zich mee bezig houdt. Administratieplichtigen zijn ook verplicht de ambtenaar inzage te geven in de opzet en werking van hun administratie, zodat de controle binnen een redelijke termijn kan gebeuren.

Gesplitste administratie

Wie niet zijn hele administratie aan de controleur wil geven, doet er goed aan een gesplitste administratie bij te houden. Het ene deel bevat dan informatie die de controleur mag inzien en het andere deel informatie die hij links kan en moet laten liggen. Een Noorse holding, die haar administratie bijhield op een server die zij met andere bedrijven deelde, had geen splitsing gemaakt. Toen de Noorse belastingdienst een controle hield, vroeg de controleur om een kopie van alle gegevens op de server. De holding weigerde eerst, maar moest uiteindelijk van de belastingrechter toch een back-up maken en overhandigen. De holding bracht de zaak vervolgens voor het Europese Hof van de Rechten voor de Mens. Het Hof constateerde dat de Noorse fiscus het Europees recht niet had geschonden. De controle was een jaar van tevoren aangekondigd, zodat de holding maatregelen had kunnen nemen. Bovendien waren na de controle de digitale gegevens op de back-up gewist en de papieren kopieën vernietigd.

Relevante informatie

De bevoegdheid van de fiscus om informatie op te vragen is echter niet oneindig. De gevraagde informatie moet van belang kunnen zijn voor de heffing of invordering van belastingen. Een informatieverzoek mag dus slechts zien op fiscaal relevante informatie. De grenzen van de informatiebevoegdheid zijn echter zeer ruim. Dit komt omdat de betekenis van bepaalde gegevens vaak alleen valt te bepalen aan de hand van hun onderlinge samenhang. Overigens mag men wel informatie of gegevens weigeren als de fiscus deze alleen vraagt om een boete op te kunnen leggen.

Behoorlijk gedrag van de fiscus

Bij zijn verzoek om inlichtingen moet de controleur zich wel redelijk opstellen. Hij mag het de belastingplichtige niet te moeilijk maken om te voldoen aan de informatieverplichting. De fiscus is daarbij gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

(Bron: Taxence)

Iedere ondernemer is wettelijk verplicht zijn administratie 7 jaar te bewaren (fiscale bewaarplicht). Wij streven echter naar zo min mogelijk administratieve lasten en hanteren soms kortere bewaartermijnen. Hoe lang u uw administratie moet bewaren, hangt af van het belang dat wij hebben bij de verschillende soorten gegevens in uw administratie. Bepaalde onderdelen van uw administratie worden aangemerkt als basisgegevens. Daarbij moet u denken aan:

  • het grootboek
  • de debiteuren- en crediteurenadministratie
  • de voorraadadministratie
  • de in- en verkoopadministratie
  • de loonadministratie

De basisgegevens moeten 7 jaar bewaard blijven. Na deze termijn vragen wij deze gegevens niet meer bij u op.

Uitzondering

In verband met de herzieningstermijn van de aftrek voorbelasting voor onroerende zaken, zoals bedrijfspanden, moet u de gegevens van onroerende zaken 10 jaar bewaren.

Voor de overige gegevens kunt u met ons afspraken maken over kortere bewaartermijnen dan 7 jaar. Voor de basisgegevens en de overige gegevens kunt u met ons afspraken maken over:

  • de vorm waarin u de gegevens bewaart (op papier of elektronisch)
  • het detailniveau (bijvoorbeeld dagstaten of telstroken van de kassa)

Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

Let op!

De kortere bewaartermijnen gelden uitsluitend voor de Belastingdienst. Bij andere overheidsinstellingen kunt u dus nog te maken krijgen met de wettelijke bewaartermijn van 7 jaar.

De bewaarplicht geldt ook voor computerprogramma’s en bestanden. U moet er dus ook voor zorgen dat deze programma’s en bestanden bij een controle kunnen worden gebruikt. Met het uitsluitend bewaren van een bestand in afgedrukte vorm voldoet u niet aan uw bewaarplicht. Wel kunt u, onder bepaalde voorwaarden, bestanden en andere gegevens in een andere vorm bewaren. Dit wordt conversie genoemd. De voorwaarden zijn:

  • U zet alle gegevens over.
  • U zet de gegevens inhoudelijk juist over.
  • U zorgt ervoor dat de nieuwe gegevensdrager tijdens de hele bewaartermijn beschikbaar is.
  • U kunt de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd (re)produceren en leesbaar maken.
  • U zorgt ervoor dat een controle van de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd kan worden uitgevoerd.

Het is verstandig om, voordat u tot conversie overgaat, uw plannen aan ons voor te leggen.

Laat u (een deel van) uw administratie verzorgen door een computer- of loonservicebureau? Dan vallen de gegevensdragers van die servicebureaus waarop gegevens staan over uw onderneming, ook onder de fiscale bewaarplicht.

(Bron: Belastingdienst)

De Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) is een belangrijk document in de praktijk. Het geeft u vooraf duidelijkheid hoe u een ingehuurde ZZP’er fiscaal moet behandelen. Er zijn vier soorten VAR-verklaringen. Dit zijn de volgende: VAR Winst uit onderneming (VAR-WUO), VAR Resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-RUO), VAR Inkomsten uit werkzaamheden voor de vennootschap (VAR-DGA), VAR Loon uit dienstbetrekking (VAR LOON). Het verdiend de voorkeur dat u een ZZP’er inhuurt met een VAR WUO of VAR DGA. Dan loopt u namelijk de minste fiscale risico’s.

 

Als u een ZZP’er inhuurt dan dient u de volgende zaken te controleren: U dient een kopie op te nemen van de VAR in uw administratie (Dit dient bij voorkeur een VAR-DGA of VAR-WUO te zijn). U dient de identiteit vast te stellen aan de hand van een paspoort of een ID-bewijs, hiervan neemt u een kopie op in uw administratie (vergeet bij het ID-bewijs de achterzijde niet te kopiëren). U moet controleren dat u een VAR krijgt voor de correcte soort werkzaamheden. Dus komt iemand tegelzetten, dan moet dat ook op zijn VAR staan en niet een ander soort werkzaamheid. Bovendien moet u erop letten dat de werkzaamheden verricht worden binnen de geldigheidsduur van de VAR.

Een VAR is namelijk hoogstens maar één kalenderjaar geldig. Heeft u twijfels over VAR of huurt mensen uit het buitenland in met een VAR dan is het verstandig om de geldigheid telefonisch te checken bij het landelijk coördinatiepunt VAR van de belastingdienst 088-1511000. Laat de belastingdienst dan bij voorkeur de geldigheid schriftelijk bijvoorbeeld per e-mail aan u bevestigen.

Onderstaand een overzicht van de soorten VAR-verklaringen:

 

Soort VAR Gevolgen voor de opdrachtnemer Gevolgen voor de opdrachtgever
Loon uit dienstbetrekking U kunt uw opdrachtgever geen zekerheid geven over het inhouden en afdragen
van loonheffingen.
De opdrachtgever moet zelf toetsen of er sprake is van een (fictieve)
dienstbetrekking.
Resultaat uit overige werkzaamheden U kunt uw opdrachtgever geen zekerheid geven over het inhouden en afdragen
van loonheffingen.
De opdrachtgever moet zelf toetsen of er sprake is van een (fictieve)
dienstbetrekking.
Winst uit onderneming U kunt uw opdrachtgever de zekerheid geven dat hij geen loonheffingen hoeft
in te houden. Als u de VAR-wuo gebruikt, bent u niet verzekerd voor de
werknemersverzekeringen en kunt u geen beroep doen op een uitkering op basis van
een van deze verzekeringen.
De opdrachtgever hoeft geen loonheffingen in te houden en af te dragen.
Voorwaarden zijn wel dat:

  • de werkzaamheden op de VAR overeenkomen met de werkzaamheden die u voor de
    opdrachtgever verricht
  • de werkzaamheden binnen de geldigheidsduur van de VAR worden verricht
  • de opdrachtgever uw identiteit heeft vastgesteld
  • de opdrachtgever kopieën van uw identiteitsbewijs en de VAR bij zijn
    administratie bewaart
Inkomsten uit werkzaamheden voor rekening en risico van uw
vennootschap
U kunt uw opdrachtgever de zekerheid geven dat hij geen loonheffingen hoeft
in te houden. Als u de VAR-dga gebruikt, bent u niet verzekerd voor de
werknemersverzekeringen en kunt u geen beroep doen op een uitkering op basis van
een van deze verzekeringen.Let op!De VAR zegt niets over uw arbeidsrelatie met uw vennootschap
of een vennootschap waarin u een aanmerkelijk belang hebt.
De opdrachtgever hoeft geen loonheffingen in te houden en af te dragen.
Voorwaarden zijn wel dat:

  • de werkzaamheden op de VAR overeenkomen met de werkzaamheden die u voor de
    opdrachtgever verricht
  • de werkzaamheden binnen de geldigheidsduur van de VAR worden verricht
  • de opdrachtgever uw identiteit heeft vastgesteld
  • de opdrachtgever kopieën van uw identiteitsbewijs en de VAR bij zijn
    administratie bewaart. De VAR geeft uw opdrachtgever geen vrijwaring van een
    mogelijke aansprakelijkheid op grond van een inleners- of ketenaansprakelijkheid
    als uw vennootschap in gebreke blijft met de afdracht van de loonheffingen (en
    omzetbelasting) die verschuldigd is over de uitgevoerde
    werkzaamheden

U hoeft zelf niets te doen om een tegemoetkoming te krijgen uit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg). Als u recht heeft op de algemene tegemoetkoming ontvangt u automatisch een brief (beschikking) van het CAK. De algemene tegemoetkoming wordt automatisch aan u uitgekeerd.

  • Gegevens voor tegemoetkoming
  • Automatisch bericht van CAK
  • Geen brief CAK ontvangen

Gegevens voor tegemoetkoming

Alleen de gegevens die bij de zorgverzekeraar bekend zijn, tellen mee voor de tegemoetkoming. Let er dus op dat u rekeningen voor zorg en hulpmiddelen die u zelf heeft betaald op tijd indient bij uw zorgverzekeraar.

Automatisch bericht van CAK

Het CAK heeft in oktober 2010 en begin november 2010 brieven (beschikkingen) gestuurd voor de algemene tegemoetkoming Wtcg 2009. De uitbetaling hiervan is gestart in december 2010. Het bedrag waar u recht op heeft, wordt op uw rekening bijgeschreven.

Geen brief CAK ontvangen

Heeft u na 16 november 2010 nog geen brief (beschikking) ontvangen van het CAK en wilt u weten of u recht heeft op een tegemoetkoming, dan kunt u online de Wtcg test invullen. Deze test geeft een eerste indicatie of u mogelijk voor een tegemoetkoming in aanmerking komt. De uitkomst van de test is niet definitief en u kunt er dus geen rechten ontlenen.

Denkt u dat u in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, dan kunt u een aanvraag hiervoor indienen bij het CAK met het ‘Aanvraagformulier algemene tegemoetkoming Wtcg’. U kunt het aanvraagformulier telefonisch aanvragen via het informatienummer Algemene tegemoetkoming Wtcg van het CAK of downloaden van de website van het CAK.

 

(Bron: ministerie VWS mei 2011)