DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag

Prinsjesdag in uitdagende tijden: binnenkort is het zover. Wat er op 15 september voor u als ondernemer gepresenteerd gaat worden? Ik kijk graag samen met u vooruit.

Uitdagende spagaat

Het kabinet heeft eerder al aangegeven niet verder te willen bezuinigen. En daar is het natuurlijk ook helemaal niet de tijd voor. Alleen: de laatste maanden zijn er al tientallen miljarden euro’s extra uitgegeven aan steunmaatregelen. En het begrotingstekort wordt alsmaar groter en groter. Er is echt geld nodig, dus dan moet je toch eigenlijk wel weer bezuinigen. Maar de vraag is: wanneer en hoe gaat dat gebeuren? Een uitdagende spagaat.

Welkom steuntje in de rug

Ik hoop van harte dat het kabinet zijn belofte kan waarmaken en ervoor kan blijven zorgen dat ondernemers hun eigen koers kunnen blijven varen, met vertrouwen in de toekomst. Door bezuinigingen en aftrekbeperkingen voorlopig even uit te stellen, voor tijdelijke verlichting.

Dit gebeurt al met de Wet excessief lenen, heeft het kabinet onlangs aangekondigd. Deze wet is nu uitgesteld tot 2023. Zo krijgen aanmerkelijk-belanghouders meer tijd om hun schuld aan de vennootschap af te lossen. Dat is een welkom steuntje in de rug. Ook de voorgenomen aanpassing van de box 3-heffing is nu van de baan. Er is een eenvoudiger voorstel in de maak dat eerlijker is en kleine spaarders en beleggers meer zal ontzien.

Liquiditeit verbeteren

Ook weten we op Prinsjesdag waarschijnlijk meer over de coronareserve-maatregel. Ondernemers die vennootschapsbelasting (vpb) betalen, mogen het verwachte verlies dit jaar aftrekken van de winst over 2019. Ze kunnen dan een gedeelte van de vpb terugkrijgen die ze voor 2019 betaald hebben. In ‘normale tijden’ kun je dit verlies pas meenemen in de aangifte over dit jaar. Het kabinet heeft dit aangepast om de liquiditeit van ondernemers te verbeteren.

Ad-hocmaatregelen

Ik ben vooral ook nieuwsgierig naar de rest van het jaar. Het zou zomaar kunnen dat er op Prinsjesdag helemaal geen grootse plannen worden gepresenteerd. Het ligt er natuurlijk aan hoelang de crisis nog duurt. Maar ik denk dat we de rest van het jaar regelmatig ad-hocmaatregelen kunnen verwachten. Maatregelen waar we nu nog geen weet van hebben. Om ondernemers te ondersteunen bij de continuïteit van hun bedrijf, passend bij de actualiteit.

Op 20 mei maakte het kabinet een nieuw Noodpakket 2.0 in verband met de coronacrisis bekend. Daarin zit ook een verlenging van de fiscale maatregelen.

Bijzonder uitstel van betaling belastingaanslagen

De periode waarin je als ondernemer belastinguitstel kunt aanvragen, is vanwege de aanhoudende coronacrisis verlengd tot 1 oktober 2020. Als ondernemer krijg je bij je eerste aanvraag direct drie maanden uitstel van betaling. Je hoeft maar één keer een verzoek in te (laten) dienen. Het uitstel geldt voor alle belastingaanslagen die je de komende 3 maanden krijgt opgelegd.

Langer dan 3 maanden uitstel mogelijk

Je kan als ondernemer ook voor een langere periode dan drie maanden uitstel aanvragen. Je moet dan onderbouwen dat je door de coronacrisis in betalingsproblemen bent gekomen. Hiervoor worden voorwaarden gesteld, die nog worden bekendgemaakt. Voor bv’s gaat in ieder geval gelden dat de ondernemer moet verklaren dat geen dividenden en bonussen (aan de bestuurders) zullen worden uitgekeerd, of eigen aandelen worden ingekocht.   

Bij het einde van de uitstelperiode wordt aan ondernemers een voorstel voor een betalingsregeling gedaan. 

Belasting- en invorderingsrente tot 1-10 (bijna) 0%

Een nadeel van belastinguitstel is dat je dan achteraf rente moet betalen. Dat is niet de bedoeling. De belastingrente en invorderingsrente blijven daarom tot 1 oktober 2020 verlaagd tot bij 0% (namelijk: 0,01%).

Betaalverzuimboetes vervallen 

Als je de loonheffingen of btw niet op tijd voldoet, krijg je een naheffingsaanslag met een betaalverzuimboete. Deze boete hoef je niet te voldoen, deze wordt kwijtgescholden. Dit geldt nu al, en wordt verlengd tot 1 september 2020.

Soepel urencriterium voor ondernemers tot 1 oktober 2020

Voor o.a. de zelfstandigenaftrek geldt dat je als ondernemer in een jaar tenminste 1.225 uur in je onderneming moet werken. Als de zaken door de coronacrisis stilliggen, dan kan het zijn dat je dit aantal uren in 2020 niet haalt. Het urencriterium wordt versoepeld tot 1 oktober 2020. In de periode van 1 maart tot en met 30 september wordt er vanuit gegaan dat je tenminste 24 uren per week aan jouw onderneming hebt besteed. Heb je seizoensgebonden werkzaamheden, dan is het aantal uren van het eerste halfjaar in 2019 het uitgangspunt.

(Bron: Alfa)

Rechtspersonen moeten voor het doen van aangiften, loonheffingen en vennootschapsbelasting sinds dit jaar verplicht gebruik maken van e-Herkenning. Aan het verkrijgen van e-Herkenning zijn jaarlijks kosten verbonden. Wij zetten de regels en mogelijkheden voor u uiteen.

Wat is E-Herkenning precies?

E-Herkenning is een veilig gedigitaliseerd communicatiemiddel waarmee inmiddels met enige honderden overheidsinstanties kan worden gecommuniceerd. Het verplichte gebruik van e-Herkenning betekent dat de loonaangifte en aangifte vennootschapsbelasting voor rechtspersonen niet meer kosteloos kan gebeuren. Op termijn zal het ook voor de btw aangifte verplicht worden om de e-Herkenning te gebruiken.

E-herkenning mogelijk onwettig?

Het is nog maar de vraag of het wettelijk is toegestaan om ondernemers te verplichten een betaald systeem te gebruiken voor de belastingaangifte. In antwoord op Kamervragen blijkt dat de verantwoordelijke bewindslieden vinden dat dit wel het geval is, maar hieraan wordt door meerdere experts getwijfeld.

Tijdig aanleveren van belastingaangiftes verplicht

Ondernemers zijn echter wel verplicht om hun belastingaangiftes tijdig in te leveren, dus ondernemingen zonder e-Herkenning worden op deze manier gedwongen e-Herkenning aan te schaffen.

Verschillende tarieven voor e-Herkenning

E-Herkenning wordt aangeboden door een zestal bedrijven met verschillende tarieven. Deze tarieven variëren, afhankelijk van de geboden mogelijkheden. Voor het gebruik van e-Herkenning voor de loonaangifte is minstens het één na hoogste veiligheidsniveau vereist, EH3.

Let op! Ook andere rechtspersonen, zoals verenigingen en stichtingen, moeten verplicht e-Herkenning gebruiken.

Verzorgen wij uw aangifte loonheffingen en / of vennootschapsbelasting?

Dan heeft u niet direct de e-herkenning nodig. Het kan wel zijn dat u voor de communicatie met UWV en / of andere overheidsinstanties de e-herkenning nodig heeft. U kunt ons voor deze communicatie machtigen.

Welke voorstellen bevat het pakket Belastingplan 2020? De Prinsjesdagspecial, opgesteld in opdracht van de NBA, biedt een handzaam overzicht van de aangekondigde maatregelen.

Het Belastingplan 2020 staat volgens het kabinet in het teken van de verbetering van de koopkracht van de burgers. Het gaat nog steeds goed met de economie, de werkgelegenheid en de overheidsfinanciën. Het kabinet vindt het belangrijk dat burgers hiervan meeprofiteren. Het bedrijfsleven moet volgens de plannen wel gaan inleveren.

1. Tweeschijvenstelsel al in 2020 een feit
Het kabinet stelt voor om de invoering van het tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting te versnellen. De invoering die aanvankelijk per januari 2021 zou plaatsvinden, wordt al per 1 januari 2020 gerealiseerd. Er komt een basistarief van 37,35% en een toptarief van 49,5% in de inkomstenbelasting. In 2021 wordt het basistarief op grond van het wetsvoorstel verlaagd naar 37,10%.

2. Tarief voor aftrekposten
Voor de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning en andere aangewezen aftrekposten in de inkomstenbelasting, zoals de ondernemersaftrek en de aftrek vanwege specifieke zorgkosten, zal in 2020 een aftrektarief van 46% gelden.

3. Algemene heffingskorting extra verhoogd
De algemene heffingskorting wordt in 2020 met € 78 extra verhoogd en in 2021 met € 2 extra bovenop de reeds geplande verhoging. Daarmee komt de algemene heffingskorting in 2020 uit op € 2.711. In 2021 komt de algemene heffingskorting uit op € 2.801.

4. Arbeidskorting extra verhoogd
De arbeidskorting wordt over het gehele traject verhoogd met in totaal € 285 extra, verdeeld over drie stappen in 2020, 2021 en 2022. In 2020 gaat de maximale korting omhoog van € 3.399 naar € 3.819. In 2021 stijgt de arbeidskorting verder naar € 4.143.

5. Verlaging zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek zal per 2020 worden verlaagd van € 7.280 naar € 5.000 in 2028. Deze verlaging zal met acht stappen van € 250 en één stap van € 280 plaats gaan vinden.

6. Daling tarief vennootschapsbelasting pas in 2021
Het tarief in de vennootschapsbelasting voor winsten vanaf € 200.000 blijft in 2020 staan op 25% en daalt in 2021 naar 21,7%. De daling over de eerste schijf blijft zoals die was: een daling naar 16,5% in 2020 en 15% in 2021.

7. Effectieve tarief innovatiebox verhoogd
Het effectieve tarief van de innovatiebox zal per 2021 worden verhoogd van 7% naar 9%.

8. Einde betalingskorting
De betalingskorting die geldt in de vennootschapsbelasting zal per 1 januari 2021 worden afgeschaft.

9. Liquidatie- en stakingsverliesregeling aangepast
In 2021 zal de liquidatie- en stakingsverliesregeling in de vennootschapsbelasting worden aangepast. Dit houdt in dat de verliezen alleen nog maar onder strikte voorwaarden in aftrek kunnen worden gebracht.

10. Overgangsrecht voor saldolijfrenten van vóór 2001 eindigt niet in 2021
Het overgangsrecht voor bepaalde saldolijfrenten en voor bepaalde buitenlandse pensioenen, waarvoor dit overgangsrecht nooit bedoeld was, zal niet worden beëindigd en de afrekenverplichting hiervoor zal niet worden afgeschaft. De beëindiging van het overgangsrecht en de afrekenverplichting wordt hierdoor beperkt tot specifiek die oude saldolijfrenten waarmee belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld.

11. Vier wijzigingen in de werkkostenregeling

Vergroten vrije ruimte mkb
Er wordt een tweeschijvenstelsel voorgesteld in de berekening van de vrije ruimte. In de eerste schijf wordt de vrije ruimte vergroot naar 1,7% van de fiscale loonsom tot en met € 400.000. In de tweede schijf geldt de huidige 1,2% over de resterende loonsom.

Onbelast vergoeden kosten aanvraag VOG
Per 1 januari 2020 zullen de kosten voor de aanvraag van een Verklaring omtrent gedrag (VOG) onder de gerichte vrijstelling van de werkkostenregeling vallen. Dit betekent dat werkgevers de kosten voor de aanvraag van een VOG onbelast mogen vergoeden aan werknemers zonder dat zij daarvoor hun vrije ruimte hoeven in te zetten.

Uiterste moment aangifte en afdracht eindheffing wordt verlengd
De werkgever krijgt vanaf 2020 wat langer de tijd en moet de verschuldigde eindheffing in verband met het overschrijden van de vrije ruimte van een kalenderjaar uiterlijk aangeven tegelijk met de aangifte over het tweede aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar. Nu moet de werkgever dit uiterlijk tegelijk met de aangifte over het eerste aangiftetijdvak van het volgende kalenderjaar aangeven.

Bepalen waarde producten uit eigen bedrijf
De waarde van producten uit eigen bedrijf wordt vanaf 2020 bepaald aan de hand van de waarde in het economische verkeer en niet meer gebaseerd op het bedrag dat derden voor de producten moeten betalen.

12. Indexeren onbelaste vrijwilligersvergoeding
De maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding wordt per 2020 jaarlijks geïndexeerd. Vrijwilligers met vergoedingen en verstrekkingen van in totaal maximaal € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar, zijn hierover geen belasting en premie volksverzekeringen verschuldigd. De organisatie waarvoor zij als vrijwilliger werkzaam zijn, is hierover ook geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd.

13. Vrijstelling overheidsondernemingen verruimd
Voor drie van de vrijstellingen voor overheidsondernemingen in de vennootschapsbelasting is gebleken dat deze bij nader inzien te beperkt zijn vormgegeven en in bepaalde situaties onbedoeld tot belastingheffing leiden. Dit is het geval bij de vrijstelling voor onderwijs en onderzoek (de onderwijsvrijstelling), de vrijstelling voor interne activiteiten en de quasi-inbestedingsvrijstelling.

Bij de onderwijsvrijstelling was onvoldoende rekening gehouden met de wijze van financiering bij door de overheid bekostigde scholen met een internationale afdeling. Bij de vrijstelling voor interne activiteiten en de quasi-inbestedingsvrijstelling bleek dat onvoldoende rekening is gehouden met de verschillende manieren waarop het Rijk in brede zin zich juridisch kan organiseren. Hierdoor kwamen bepaalde situaties, die materieel vergelijkbaar zijn met situaties die wel voor vrijstelling in aanmerking komen, buiten het toepassingsbereik van de vrijstelling. Daarom zullen die drie vrijstellingen worden verruimd. Dit was al goedgekeurd bij besluit van 19 juli 2019.

14. Invoeren minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars
Om voor banken en verzekeraars het fiscale voordeel van de financiering met vreemd vermogen te beperken, zal een minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars gaan gelden die de aftrek van de verschuldigde rente beperkt voor zover het vreemd vermogen meer bedraagt dan 92% van het balanstotaal.

15. Verhuurderheffing op twee punten aangepast
Er zal een structurele heffingsvermindering geïntroduceerd worden voor nieuwbouw van woningen met een huur onder de laagste aftoppingsgrens van de huurtoeslag in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is (heffingsvermindering nieuwbouw).  Daarnaast komt er een tijdelijke vrijstelling voor tijdelijke woningen die gerealiseerd worden in de periode 2020-2024 (vrijstelling tijdelijke woningen).

Verhuurders die verhuurderheffing verschuldigd zijn en nieuwbouwwoningen realiseren in zogenoemde schaarstegebieden kunnen op grond van de voorgestelde maatregel in aanmerking komen voor een heffingsvermindering.

16. Verlaagd btw-tarief voor elektronische uitgaven
Het verlaagde btw-tarief zal met ingang van 1 januari 2020 worden uitgebreid voor de levering of het uitlenen van elektronische uitgaven. Het zal straks voor de btw dan ook niet meer uitmaken of bijvoorbeeld een boek op papier of op een cd wordt geleverd (fysieke drager) of dat de gedigitaliseerde inhoud van een boek langs elektronische weg wordt aangeboden. De ongelijke behandeling wordt dus opgeheven.

17. Verlaagd btw-tarief nieuwswebsites
Het verlaagde btw-tarief van 9% zal met ingang van 1 januari 2020 ook worden toegepast op het verlenen van toegang tot nieuwswebsites zoals die van dagbladen, weekbladen en tijdschriften. Hier is wel de voorwaarde aan gekoppeld dat de elektronische uitgaven en de nieuwswebsites niet uitsluitend of hoofdzakelijk mogen bestaan uit reclamemateriaal of uit video-inhoud of beluisterbare muziek.

18. Verhoging accijns op tabaksproducten
De accijns van sigaretten wordt met ingang van 1 april 2020 verhoogd zodat de verkoopprijs van een pakje sigaretten van 20 stuks € 1 stijgt. Dit is een eerste stap naar een verdere prijsverhoging van een pakje sigaretten tot € 10 in 2023. Om substitutie-effecten te voorkomen wordt ook het tarief van accijns op rooktabak (vooral shag) per kilogram met ingang van dezelfde datum in absolute zin gelijk verhoogd als het tarief van de accijns van 1000 sigaretten.

19. Vrijstellingen in de assurantiebelasting van 21%
In de assurantiebelasting worden twee vrijstellingen geïntroduceerd. De eerste vrijstelling van assurantiebelasting heeft betrekking op verzekeringen die geheel of gedeeltelijk mogelijke financiële verplichtingen afdekken die een werkgever heeft bij de verplichting om het loon van een werknemer door te betalen in geval van ziekte of doordat hij – als eigenrisicodrager – zelf het risico draagt van de betaling van ziekengeld, WGA- en overlijdensuitkeringen. De tweede vrijstelling van assurantiebelasting heeft betrekking op brede weersverzekeringen die zijn afgesloten door actieve landbouwers. Dit is een verzekering voor landbouwers om onverzekerbare weersrisico’s af te dekken.

20. Einde aftrek bestuurlijke dwangsommen
Per 1 januari 2020 zullen kosten en lasten van bestuursrechtelijke dwangsommen worden uitgesloten van aftrek bij de bepaling van de belastbare winst van ondernemers, het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden bij resultaatgenieters (in de inkomstenbelasting) en de belastbare winst bij lichamen (in de vennootschapsbelasting).

21. WBSO versoepeld
Per 1 januari 2020 zal de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) worden versoepeld. Het aantal momenten per jaar waarop een S&O-verklaring kan worden aangevraagd zal worden uitgebreid van drie naar vier. De deadline waarop organisaties een aanvraag mogen indienen, wordt de dag voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, in plaats van ten minste een maand voorafgaand aan die periode.

Verder wordt termijnoverschrijding te wijten aan een verstoring van het digitale loket de indiener niet aangerekend. Het moet daarbij gaan om een termijnoverschrijding ter zake van de S&O-aanvraag, de opgave van de burgerservicenummers van de werknemers die S&O hebben verricht en de mededeling van de aan S&O bestede uren en van de eventuele gerealiseerde kosten en uitgaven.

22. Vergrijpboeten beroepsbeoefenaars op grond van medeplegen openbaar gemaakt
Per 1 januari 2020 zullen bepaalde onherroepelijk geworden vergrijpboeten die aan beroepsbeoefenaars op grond van medeplegen zijn opgelegd, openbaar worden gemaakt. Over het algemeen zal het gaan om belastingadviseurs, maar er kunnen ook andere dienstverleners onder worden begrepen, zoals notarissen, accountants en advocaten

23. Inkeerregeling niet voor aanmerkelijk belang
Boetevrije inkeer is per 2020 niet meer mogelijk voor inkomen uit aanmerkelijk belang. Verder wordt met de maatregel het onderscheid tussen inkomen uit sparen en beleggen dat in het buitenland is opgekomen en inkomen dat in het binnenland is opgekomen, weggenomen. Deze zijn uitgesloten.

24. Lichte daling percentage eigenwoningforfait voor 2020
Voor woningen met een WOZ-waarde tussen de € 75.000 en € 1.060.000 gaat het percentage voor het eigenwoningforfait dat nu nog op 0,65% staat in 2020 naar 0,60%. Dit percentage zakt vervolgens verder naar 0,50% in 2021 en 2022 en tenslotte naar 0,45% in 2023. Voor woningen boven de € 1.060.000 blijft het percentage 2,35%. 

25. Definitie vaste inrichting aangepast
Voor de invulling van de definitie van het begrip vaste inrichting in de Wet inkomstenbelasting, loonbelasting en vennootschapsbelasting wordt per 1 januari 2020 aangesloten bij de definitie van dat begrip in het belastingverdrag. Op deze manier bestaat er in verdragssituaties geen verschil tussen het nationale heffingsrecht en de heffingsbevoegdheid die Nederland toekomt op basis van het betreffende belastingverdrag.

Voor niet-verdragssituaties wordt de definitie bepaald aan de hand van de meest recente versie van het OESO-modelverdrag en dus ook bij de wijzigingen van de definitie van het begrip vaste inrichting die zijn aanbevolen in het eindrapport bij actiepunt 7 van het BEPS-project.

26. Nieuwe regels earnings stripping-beschikking
Een beschikking met betrekking tot het voort te wentelen saldo aan renten kan per 2020 worden herzien als sprake is van een nieuw feit, kwade trouw of een voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbare fout. Hiervoor zal eenzelfde termijn gaan gelden als ook voor navordering van te weinig geheven belasting. Verder zal een beschikking worden gegeven indien het voortgewentelde saldo aan renten van een eerder jaar in aftrek komt bij het bepalen van de winst van een later jaar.

27. Aanpassen afvalstoffenbelasting
Per 1 januari 2020 zal wettelijk geregeld worden dat het verwijderen (in de regel storten) van verbrandingsresten in de eigen inrichting buiten de heffing van afvalstoffenbelasting valt. Hierbij geldt de voorwaarde dat die verbrandingsresten zijn ontstaan door het verbranden van aan die inrichting ter verwijdering afgegeven afvalstoffen waarover afvalstoffenbelasting is geheven. In alle andere situaties blijft de verwijdering van verbrandingsresten binnen de inrichting waarin deze zijn ontstaan een belastbaar feit. Hierbij valt te denken aan verbrandingsresten die zijn ontstaan uit afvalstoffen die buiten de heffing van afvalstoffenbelasting vallen, zoals buitenlands afval, of waarvoor een vrijstelling geldt, zoals zuiveringsslib.

28. Keuzeregeling elektronisch berichtenverkeer
De belastingplichtige kan per 1 januari 2020 kiezen of hij berichten van de Belastingdienst elektronisch of per post toegezonden wil krijgen. De gemaakte keuze geldt in beginsel voor alle uitgaande berichten van de Belastingdienst. Voor bepaalde berichten (bijvoorbeeld Douane), groepen (ondernemers) en in bepaalde omstandigheden geldt deze keuzeregeling niet.

29. Belastingrente vennootschapsbelasting aangepast
Per 1 januari 2020 zal geen belastingrente in rekening worden gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni). Hierbij geldt de voorwaarde dat de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

30. Belastingrente erfbelasting aangepast
Per 1 januari 2020 zal geen belastingrente in rekening worden gebracht als het verzoek om een voorlopige aanslag of de aangifte is ontvangen binnen de aangiftetermijn die in de betreffende situatie geldt. Dit is wel onder voorwaarde dat de aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte.

31. Tonnageregeling aangepast
Per 1 januari 2020 wordt de tonnageregeling aanscherpt op het terrein van tijd- of reischarter, het vlagvereiste en werkzaamheden anders dan vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee.

32. Introductie bronbelasting op rente en royalty’s
Per 1 januari 2021 zal er een bronbelasting ingevoerd worden op rente- en royaltybetalingen door een in Nederland gevestigd lichaam aan een in een land met geen of laag winsttarief (lager dan 9%) gevestigd gelieerd lichaam en in misbruiksituaties. Het tarief van de bronbelasting op rente- en royaltybetalingen zal 21,7% bedragen.

33. Elektrisch autorijden blijft aantrekkelijk
De huidige belastingvoordelen, die in 2021 zouden aflopen, blijven de komende jaren grotendeels bestaan. Tot 2025 betalen kopers en eigenaren van elektrische auto’s bijvoorbeeld geen aanschafbelasting (bpm) en motorrijtuigenbelasting.

34. Bijtelling elektrische auto van de zaak omhoog
Per 1 januari 2020 zal het bijtellingspercentage voor elektrische auto’s van de zaak verhoogd worden van 4% naar 8% over de eerste € 45.000. In 2021 zal de bijtelling verhoogd worden naar 12% over de eerste € 40.000 en voor de jaren 2022 tot en met 2024 zal het bijtellingspercentage 16% bedragen. In 2025 is de bijtelling 17%. Uiteindelijk zal de bijtelling in 2026 gelijk zijn aan het percentage van alle andere auto’s en 22% bedragen.

35. Overdrachtsbelasting niet-woningen omhoog
Per 1 januari 2021 zal de overdrachtsbelasting voor niet-woningen verhoogd worden met 1%-punt. Het tarief gaat daardoor van 6% naar 7%. Niet-woningen zijn bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen, bedrijfsruimten, grond die bestemd is voor woningbouw en hotels en pensions.

De verhoging geldt niet voor de verkrijging van woningen. Daarop blijft het verlaagde tarief van 2% van toepassing.

36. Heffing op buitenlands afval
Per 1 januari zullen afvalstoffen die uit het buitenland zijn overgebracht naar Nederland om hier te worden verwijderd (in de regel om te worden verbrand) in de heffing van de afvalstoffenbelasting worden betrokken.

37. Verhoging accijns op diesel
De accijns op diesel gaat per 1 januari 2021 en per 1 januari 2023, met 1 cent per liter omhoog.

38. Versobering korting mrb bestelauto’s van ondernemers
De mrb-tarieven voor bestelbussen van ondernemers worden jaarlijks met gemiddeld € 24 verhoogd in 2021 tot 2024. In 2025 wordt dit weer verlaagd met € 24. Deze verhoging wordt procentueel ingezet, zodat lichtere bestelauto’s een lagere verhoging krijgen en zwaardere bestelauto’s een hogere verhoging.

39. Wijzigingen energiebelasting
De tarieven van de energiebelasting worden aangepast. Daarnaast wordt de belastingvermindering op de energiebelasting verhoogd. De tarieven van de opslag duurzame energie (ODE) zullen ook aangepast worden voor 2020, zodat de lasten eerlijker verdeeld worden tussen huishoudens en bedrijven. Voor huishoudens met een gemiddeld gebruik daalt het belastingdeel van de energierekening in 2020 met € 100. Bedrijven krijgen juist een hogere energierekening. Vanaf 2020 dragen bedrijven meer bij aan de ODE op de energierekening dan particuliere verbruikers; twee derde deel in plaats van de helft nu.

40. Vereenvoudigde btw-regels in EU-verband
Per 1 januari 2020 gaan er vereenvoudigde en geharmoniseerde btw-regels gelden voor voorraad op afroep en voor het bewijs van intracommunautair vervoer van goederen, het btw-identificatienummer als materiële voorwaarde voor toepassing van het btw-nultarief en een specifieke regeling voor ketentransacties. Dit heeft gevolgen voor ondernemers die goederen leveren aan afnemers in andere EU-lidstaten.

41. Fiscale aftrek scholingsuitgaven
De fiscale aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting wordt op termijn afgeschaft. Hiervoor in de plaatst komt een individuele leerrekening. Deze zal worden opgenomen in een wettelijke regeling, de Subsidieregeling STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie) voor natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt.

Aangezien al aangekondigd is dat de inwerkingtreding van de Subsidieregeling STAP-budget per 1 januari 2020 niet haalbaar is, kan de belastingplichtige in ieder geval in 2020 nog gebruik maken van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven.

(Bron: NBA)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er wel degelijk sprake is geweest van begunstigend beleid voor de situatie waarin belastingrente wordt berekend terwijl de Belastingdienst al over het geld beschikt. Het hof matigt vervolgens de te betalen belastingrente.

In de, op 25 april 2017 ingediende, VPB-aangifte 2015 verwerkt de gemachtigde van X bv abusievelijk de op de voorlopige aanslag betaalde VPB als ‘te verrekenen dividendbelasting’. Uit de VPB-aangifte volgt een bedrag aan terug te ontvangen VPB van € 6421. X bv ontvangt vervolgens op 15 mei 2017 het op de VA betaalde bedrag van € 26.398 terug. De gemachtigde wijst de inspecteur er op dat slechts recht bestaat op een teruggaaf van € 6421, waarop de inspecteur met dagtekening 1 juli 2017 de definitieve aanslag oplegt. Hij brengt daarbij € 1786 aan belastingrente in rekening. X bv beroept zich op begunstigend beleid, en stelt dat maximaal € 190 aan belastingrente is verschuldigd. De inspecteur stelt dat er helemaal geen sprake is geweest van begunstigend beleid, en als dat al zo is geweest, dat dat op 7 juni 2017 is ingetrokken.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er wel degelijk sprake is geweest van begunstigend beleid voor de situatie waarin belastingrente wordt berekend terwijl de Belastingdienst al over het geld beschikt. X bv kan zich ook op dit begunstigend beleid beroepen. Het hof verwerpt daarbij de stelling van de inspecteur dat de stukken slechts interne stukken waren. Ook niet gepubliceerd begunstigend beleid kan de inspecteur namelijk binden. De belastingrente moet dan ook worden beperkt met de rente over de periode waarin de Belastingdienst de beschikking had over het betaalde bedrag en bedraagt € 190. Het gelijk is aan X bv.

(Bron: Taxlive)

Mensen die in 2018 zijn gescheiden, krijgen een brief van de Belastingdienst. Hierin staan tips voor de aangifte inkomstenbelasting over 2018 en wordt onder andere aangeraden om samen aangifte te doen. 

Als een huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenlevingsovereenkomst beëindigd wordt gedurende het jaar, dan kunnen de (ex-)partners ervoor kiezen toch het hele jaar als fiscale partner te worden beschouwd. De inkomsten en aftrekposten mogen dan nog verdeeld worden.
Blijft één van de partners in de koopwoning wonen? Dan heeft dat gevolgen voor de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait. 

Laat u informeren

Gezamenlijk aangifte doen voorkomt vaak fouten en maakt het gemakkelijker de inkomsten en aftrekposten optimaal te verdelen. Laat u hierbij altijd goed informeren zodat de aangifte juist wordt ingediend.

Het CBS heeft in februari 2019 cijfers naar buiten gebracht waaruit blijkt dat er in Nederland steeds meer zogenoemde youngtimers rondrijden. Zo is het percentage jonge youngtimers (15 tot 25 jaar) de laatste tien jaar gegroeid van 9% naar 19% van het totale autopark. Een opmerkelijke tendens in een tijd waarin vergroening van het wagenpark hoog op de politieke agenda staat. Als verklaring geeft het CBS aan dat de youngtimers fiscaal gunstig worden behandeld. Maar is dat wel zo? Tijd om dus te kijken naar de fiscale handeling van de youngtimer.

Voor een auto van de zaak met een CO2-uitstoot geldt op dit moment een bijtellingspercentage van 22% van de cataloguswaarde. Voor een auto van de zaak zonder CO2-uitstoot geldt een verlaagd bijtellingspercentage van 4% van de cataloguswaarde. Voor een auto van de zaak die meer dan 15 jaar voor het eerst in gebruik is genomen, geldt een bijtellingspercentage van maar liefst 35%. Onder een youngtimer wordt fiscaal bezien dus een auto verstaan die 15 jaar of ouder is. Maar waarom is de youngtimer dan fiscaal zo voordelig? De bijtelling bij een youngtimer wordt niet berekend over de cataloguswaarde (oorspronkelijke aanschafwaarde), maar over de waarde in het economische verkeer, oftewel de dagwaarde. De top drie van youngtimers bestaat uit Volvo, Mercedes en BMW. Deze auto’s kenden destijds een hoge aanschafwaarde, maar zijn inmiddels fors in waarde gedaald. Technisch bezien kan er met auto’s vaak nog probleemloos verder worden gereden. Tijd voor een voorbeeld waaruit de gunstige fiscale behandeling blijkt.

Voorbeeld

Een Audi A6 Avant kent op dit moment een aanschafprijs vanaf € 65.750,–. Indien een dergelijke auto zou worden aangeschaft, bedraagt de bijtelling € 14.465,– (22% x € 65.750,–) per jaar. Bij een toptarief van 51,75% is hier € 7.485,– aan belasting per jaar over verschuldigd.

Een Audi A6 V6 2.4 Exclusive uit 2003 kan worden aangeschaft voor een bedrag van € 4.950,–. De bijtelling bedraagt dan € 1.732,– (35% x € 4.950,–) per jaar. Bij een toptarief van 51,75% is hier € 896,– aan belasting per jaar over verschuldigd. Het verschil in belastingheffing bedraagt dus maar liefst € 6.589,– per jaar.

Uit het voorbeeld komt duidelijk naar voren dat het rijden van een youngtimer fiscaal bezien gunstig uitvalt. Het CBS heeft op dit punt dus gelijk. Politiek ingrijpen lijkt dan voor de hand te liggen. Toch lijkt hier vooralsnog geen enkele noodzaak te bestaan. Zo blijkt uit de cijfers van datzelfde CBS dat begin 2018 1,8% van de 1,6 miljoen jonge youngtimers zijn geregistreerd op naam van een rechtspersoon (bedrijf). Ook eenmanszaken (bedrijven waarbij de auto’s altijd op naam van de particuliere eigenaar zijn geregistreerd) kunnen gebruik maken van de gunstige bijtellingsregeling. Het CBS concludeert dan ook dat het totale aandeel youngtimers dat gebruik maakt van de fiscaal aantrekkelijke youngtimerregeling beduidend groter zal zijn, maar kwantificeert dit niet. Op het totale bestand van de youngtimers van 1,6 miljoen jonge youngtimers lijkt de fiscaal gedreven aanschaf van youngtimers niet enorm van omvang te zijn.

De vooringevulde aangifte inkomstenbelasting 2018 staat vanaf 1 maart weer klaar om gecheckt en aangevuld te worden. Deze moet dan vóór 1 mei bij de Belastingdienst weer binnen zijn. Belastingplichtigen die de aangifte al vóór 1 april indienen, krijgen gegarandeerd bericht van de fiscus vóór 1 juli 2019. Doen zij aangifte na 1 april, maar wel vóór 1 mei, dan zal de fiscus proberen om vóór 1 juli een bericht te sturen. Als er een bericht vóór 1 juli wordt ontvangen, komt er in ieder geval geen belastingrente (tool) om de hoek kijken.

Veranderingen ten opzichte van 2017

Er zijn in de aangifte weer een aantal veranderingen ten opzichte van 2017 doorgevoerd. De belangrijkste veranderingen zijn:

  • Het tarief voor de aftrekbare kosten ten aanzien van uw eigen woning (tool) is weer aangepast als u in de hoogste schijf valt. Voor 2018 is dit percentage 49,5%.
  • De forfaitaire percentages in box 3 (tool) zijn weer aangepast (naar beneden):
  1. Vermogen van nul tot € 70.800: 2/3 deel belast tegen 0,36% en 1/3 deel tegen 5,38%.
  2. Vermogen van € 70.800 tot € 978.000:  21% belast tegen 0,36% en 79% tegen 5,38%.
  3. Vermogen boven de 978.000: 100% tegen 5,38%.

De 30%-heffing is wel gebleven. Het heffingsvrije vermogen is wel omhoog gegaan naar € 30.000. 

Aandacht voor de fiscale partner

Is er een fiscale partner aanwezig, dan is het belangrijk om daar bij het indienen van de aangifte extra aandacht aan te besteden. In de aangifte mogen beide partners bepaalde inkomsten en aftrekposten namelijk onderling verdelen. Dit kan een fiscaal voordeel opleveren. De volgende inkomsten en aftrekposten zijn onder andere te verdelen tussen de partners:

  • het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning;
  • het voordeel uit aanmerkelijk belang (box 2);
  • de gezamenlijke grondslag voor sparen en beleggen (box 3);
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Iedere verdeling is mogelijk, maar in totaal moet natuurlijk wel 100% van de inkomsten en aftrekposten meegenomen worden.

Uitstel aanvragen

Gaat het niet lukken om de aangifte op tijd (voor 1 mei 2019) te doen? Vraag dan uitstel aan. Dat kan door middel van een telefoontje naar 0800-0543 of schriftelijk. Met het doorgeven van  het burgerservicenummer, wordt al snel uitstel tot 1 september 2019 verleend.

(Bron: Rendement)

De Belastingdienst heeft het tweede deel van de aandachtspunten voor de aangifte inkomstenbelasting 2018 gepubliceerd.

In de tweede handreiking gaat het om de volgende onderwerpen:

– Resultaat overige werkzaamheden (ROW)
– Afkoop lijfrente
– Onjuiste verdeling – fiscaal partnerschap
– Ervenrekening
– Cryptovaluta

Resultaat overige werkzaamheden

Uit voorgaande jaren blijkt dat het opgeven van ‘resultaat uit overige werkzaamheden (ROW)’ (te) vaak niet gebeurt. Sommige belastingplichtigen vergeten die inkomsten in te vullen. Anderen weten niet precies welk bedrag zij als inkomsten moeten aangeven en welke kosten ze mogen aftrekken. Men moet de ROW zelf aangeven in de aangifte IB.
Opdrachtgevers geven dergelijke betalingen voor werkzaamheden of diensten door aan de Belastingdienst. Dit is het geval als de opdrachtnemer niet in dienstbetrekking is bij de opdrachtgever, of de opdrachtnemer de werkzaamheden of diensten niet als ondernemer verricht. Deze gegevens staan echter niet in de vooraf ingevulde aangifte (VIA). Alle bedragen die de ondernemer voor zijn werkzaamheden heeft ontvangen, moeten aangegeven worden als inkomsten uit overig werk. Dit gaat dus om inkomsten én onkostenvergoedingen. De kosten van de inkomsten uit overig werk die direct te maken hebben met deze inkomsten (zakelijke kosten) mogen afgetrokken worden. Voor een aantal van deze kosten is een vast bedrag aftrekbaar. Er zijn ook kosten die niet aftrekbaar zijn, of alleen als ze boven een bepaald drempelbedrag uitkomen.

Afkoop lijfrente

Wie een lijfrenteverzekering afkoopt, moet de afkoopsom in de aangifte vermelden. De afkoopsom is belast in box 1. Het valt de Belastingdienst op dat belastingplichtigen de in de VIA opgenomen afkoopsommen naar een onjuiste categorie in de aangifte verplaatsen of ze uit de aangifte verwijderen. Omdat de afkoop in de VIA al is ingevuld moet u de juistheid van het bedrag controleren aan de hand van de opgave van de bank of verzekeraar.

Over de afkoopsom moet men  meestal 20% revisierente betalen. Vaak geven belastingplichtigen de revisierente niet op in de aangifte. Als de lijfrenteverzekering is afgekocht binnen 10 jaar is sprake van de tegenbewijsregeling. In deze situaties is men waarschijnlijk minder revisierente verschuldigd. Op de internetsite van de Belastingdienst staat een rekentool.

Onjuiste verdeling – fiscale partners

Fiscale partners kunnen een aantal gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling verdelen. Dit geldt voor bepaalde inkomensbestanddelen van box 1 en inkomen box 2 en box 3. Om deze onderlinge verdeling toe te passen, moeten de partners het hele jaar elkaars fiscale partner zijn. De verdeling van ‘inkomensbestanddelen box 1 eigen woning’ en de toedeling van ‘vermogensbestanddelen box 3’ blijkt niet altijd goed te gaan in aangiften van fiscale partners. Er ontstaat een onjuiste verdeling als fiscale partners:

  • meer of minder dan 100% van het te verdelen inkomensbestanddeel van de eigen woning aangeven en
  • minder dan 100% van de te verdelen vermogensbestanddelen aan elkaar toedelen

De belangrijkste elementen die fiscale partners onderling kunnen verdelen zijn:

  • het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning;
  • de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3);
  • het (restant) persoonsgebonden aftrek.

Fiscale partners kunnen de onderlinge verdeling wijzigen zolang de definitieve aanslagen van beide partners nog niet onherroepelijk zijn vastgesteld. Een definitieve aanslag is onherroepelijk als de termijn van 6 weken voor bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie is verstreken. 

Ervenrekening

De Belastingdienst ziet in de praktijk dat erfgenamen vaak ten onrechte vergeten een ervenrekening op te nemen in hun aangifte IB. De ervenrekening vormt een onderdeel van de totale (onverdeelde) nalatenschap. Erfgenamen moeten het saldo op de peildatum van een ervenrekening dan ook aangeven in box 3 van hun aangifte IB. In het jaar dat de nalatenschap is verdeeld tussen, en/of ter beschikking is gesteld aan, de erfgenamen, kunnen twee situaties ontstaan:

1. De erfgenamen heffen de rekening op: de ervenrekening hoeft niet meer opgenomen te worden in de aangifte IB.

2. De ervenrekening blijft bestaan: het erfdeel moet nog worden opgegegeven in de aangifte IB.

Cryptovaluta

Wie in het bezit is van cryptovaluta, behorend tot het privévermogen, geeft de waarde in het economisch verkeer aan op 1 januari (peildatum). Gebruik hierbij de koers op de peildatum van het gebruikte omwisselplatform.

Ondernemers voor de inkomstenbelasting die betalingen ontvangen in cryptovaluta voor diensten of leveringen moeten deze omrekenen naar euro’s. Het omgerekende bedrag rekent u tot zijn omzet. Mogelijk maakt de ondernemer winst of verlies bij het omwisselen. Dat komt tot uitdrukking in de winst-en-verliesrekening. Ook als de ondernemer is voor de omzetbelasting en voor zijn diensten of leveringen betalingen ontvangt in cryptovaluta, moeten deze omgerekend worden. Bij de btw-aangifte geeft men vervolgens het bedrag in euro’s op.

Belastingdienst, 15 februari 2019

Op de te betalen belasting over uw inkomen, mag u de heffingskortingen in aftrek brengen. Als u zelf te weinig belasting betaalt om deze heffingskortingen te kunnen verrekenen, krijgt u de niet-gebruikte heffingskortingen uitbetaald door de Belastingdienst. Deze mogelijkheid wordt de komende jaren afgebouwd.

Waarom?
De reden van de overheid om het uitbetalen van heffingskortingen af te bouwen, is om het verdienen van eigen inkomen te stimuleren. Dan kan men namelijk zelf de heffingskortingen verzilveren.

Hoe werkt het?
Op de te betalen belasting over uw inkomen, mag u eerst de heffingskortingen in aftrek brengen. Als u zelf te weinig belasting betaalt om de heffingskortingen te kunnen verrekenen, krijgt u de niet-gebruikte heffingskortingen uitbetaald door de Belastingdienst. Dit kan onder de voorwaarde dat uw partner voldoende belasting betaalt. De uitbetaling vindt alleen plaats voor de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Deze uitbetaling wordt al sinds 2009 afgebouwd, maar de mogelijkheid wordt vanaf 2019 verder beperkt.

Geleidelijke afbouw
Van genoemde kortingen kan dit jaar nog 26,7% worden geïnd als uw partner voldoende belasting betaalt. In 2020 is dit nog maar 20%, in 2021 nog 13,3%, in 2022 nog 6,7% en vanaf 2023 niets meer.

Let op!
De afbouw van de uitbetaling van de algemene heffingskorting geldt niet als degene die de heffingskortingen wil verrekenen vóór 1 januari 1963 geboren is. Dan is er wel recht op de volledige heffingskorting als de partner voldoende belasting betaalt. Deze uitzondering geldt niet voor de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Afbouw omzeilen via box 3
Is het genereren van eigen inkomsten moeilijk of onmogelijk, dan kan de afbouw omzeild worden als er voldoende vermogen aanwezig is in box 3. Hierover moet namelijk inkomstenbelasting worden betaald, waarop de heffingskortingen dan in mindering kunnen worden gebracht.

Vrije verdeling
Het vermogen in box 3 mag tussen u en uw partner vrij verdeeld worden. Partners die getroffen dreigen te worden door de afbouw, kunnen er daarom het beste voor kiezen om degene die de heffingskortingen(en) niet volledig kan verrekenen, voldoende vermogen toe te kennen.

Hoeveel vermogen toekennen?
Hoeveel belasting u over uw vermogen in box 3 betaalt, is afhankelijk van de omvang van uw vermogen. Hoe meer vermogen u bezit, hoe meer u betaalt. U en uw partner moeten daarom berekenen hoeveel vermogen ze ieder bij een bepaalde verdeling aan belasting betalen. Zorg dat degene die onvoldoende inkomsten heeft om de heffingskorting(en) te verrekenen, genoeg vermogen toebedeeld krijgt om deze toch te kunnen verrekenen.

U heeft een bv?
Bezitten u en uw partner minimaal 5% van de aandelen in een bv, dan wordt dit bezit aangemerkt als aanmerkelijk belang (box 2). De inkomsten hieruit zijn eveneens vrij te verdelen tussen partners. U kunt uw partner ook een deel van het inkomen uit aanmerkelijk belang toekennen, zoals dividend. Ook op deze manier kunnen de heffingskortingen toch worden verzilverd. Het kunnen benutten van heffingskortingen kan zelfs een reden zijn om alsnog dividend uit te keren. In feite is daarover dan geen belasting verschuldigd omdat heffingskortingen worden gebruikt die anders verloren waren gegaan.

Heeft u vragen over de afbouw van de heffingskortingen, neem dan contact met uw adviseur.