DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor de Zelfstandige zonder personeel (ZZP), belastingnieuws, boekenonderzoek

Bij de aanslagregeling IB 2011 liet de inspecteur aan X weten dat hij zou afwijken van de aangifte omdat X geen recht had op de gecombineerde heffingskorting van € 3.484. X maakte vervolgens bezwaar, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. X ging in beroep en stelde dat hij in het kader van het bezwaar op 31 oktober 2014 was gehoord en dat de inspecteur hem toen had toegezegd dat hij recht had op een gecombineerde heffingskorting van € 3.484. Rechtbank Den Haag was het met X eens dat uit het verslag van de hoorzitting bleek dat de inspecteur ondubbelzinnig had verklaard dat het bezwaar zou worden toegewezen. Uit de uitlating van de inspecteur in dat verslag bleek volgens de Rechtbank dat sprake was van een toezegging. Aan die toezegging mocht X het vertrouwen ontlenen dat de inspecteur zich daaraan zou houden. De inspecteur kon ook niet meer daarop terugkomen, omdat hij de toezegging, die kennelijk op een vergissing berustte, niet onmiddellijk had herroepen. De toezegging was gedaan op 31 oktober 2014 en bij brief van 10 november 2014 herroepen. Gelet op dit tijdsverloop en de stelligheid waarmee de toezegging was gedaan, was volgens de Rechtbank geen sprake van een “onverwijlde” herroeping. De Rechtbank verklaarde het beroep van X gegrond.

(Bron: FUTD)OK

Advocaat-generaal Szpunar concludeert dat een douaneschuld wegens onttrekking aan het douanetoezicht ontstaat wanneer de onder de regeling extern douanevervoer geplaatste goederen niet op het douanekantoor van bestemming zijn aangebracht en de vereiste bescheiden niet worden overgelegd.

B&S Global Transit Center bv doet elektronisch aangifte tot plaatsing van goederen onder de douaneregeling extern communautair douanevervoer. Als de noodzakelijke terugzendingsexemplaren dan wel de elektronische terugmeldingen van de kantoren van bestemming niet worden ontvangen, reikt de inspecteur uitnodigingen tot betaling van douanerechten en btw uit aan B&S bv. Volgens de inspecteur kan de regeling extern communautair douanevervoer namelijk niet als beëindigd worden beschouwd. X bv overlegt vervolgens bescheiden waaruit blijkt dat de goederen bij het douanekantoor van bestemming zijn aangebracht en dat de goederen het grondgebied van de Europese Unie hebben verlaten. Hof Amsterdam oordeelt dat de door X bv overgelegde bescheiden en verklaringen niet voldoen aan de dwingend voorgeschreven voorwaarden die de UCDW stellen aan het bewijs voor de beëindiging van het douanevervoer. Volgens het hof is er dan ook sprake van een onttrekking in de zin van art. 18 lid 1 onderdeel c Wet OB 1968. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad besluit tot het stellen van prejudiciële vragen in deze zaak.

Advocaat-generaal (A-G) Szpunar concludeert dat op grond van art. 203 CDW een douaneschuld wegens onttrekking aan het douanetoezicht ontstaat wanneer onder de regeling extern douanevervoer geplaatste goederen het douanegebied van de EU verlaten. Dit geldt echter alleen wanneer de goederen niet op het douanekantoor van bestemming zijn aangebracht en de vereiste bescheiden niet worden overgelegd.

(Bron: Taxlive)

X was eigenares van een bedrijfspand dat zij verhuurde aan de BV waarvan haar echtgenoot alle aandelen in handen had. In haar aangiften IB 2008 en 2009 nam zij dit pand op in box III, maar naar aanleiding van een boekenonderzoek bij de BV stelde de inspecteur dat het bedrijfspand in box I viel en dat hij haar aangiften zou corrigeren. De aanslagen werden echter geautomatiseerd en conform de aangiften opgelegd. De behandelende ambtenaren hadden nagelaten de aangiften over 2008 en 2009 te blokkeren in het traject van geautomatiseerde afdoening en verwerking van de aangiften. Hof Arnhem-Leeuwarden besliste dat ofschoon de te weinig geheven belasting meer bedroeg dan 30% van de verschuldigde belasting, de inspecteur niet kon navorderen. De staatssecretaris ging in cassatie. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak en wees de zaak terug om de vraag te beantwoorden of sprake was van een fout die voor X redelijkerwijs kenbaar was. Het Hof besliste dat X bij de ontvangst van de aanslag voor 2008, waarbij de aangifte met betrekking tot de allocatie van het pand was gevolgd, moest hebben begrepen dat een fout was gemaakt en dat de aanslag op dit punt afweek van wat de inspecteur had willen regelen. Dit gold volgens het Hof ook voor de aanslag voor 2009. Voor die aanslag kwam daar nog bij dat de inspecteur uitdrukkelijk had laten weten dat hij van plan was van de aangifte af te wijken en de opbrengst verminderd met de kosten in de heffing te betrekken als inkomsten door het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen. Na ontvangst van die brief kon X bij de ontvangst van de aanslag voor 2009 niet anders dan zien dat bij de aanslagregeling een fout was gemaakt. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur gegrond.

(Bron: FUTD)

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst terecht een informatiebeschikking heeft opgelegd vanwege de gebrekkige boekhouding van financiële dienstverlener X.

X houdt zich bezig met financiële dienstverlening (aangiften en toeslagen) en vertaalwerk. In geschil is of de inspecteur X terecht een informatiebeschikking heeft opgelegd wegens strijd met de administratieplicht.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst terecht een informatiebeschikking heeft opgelegd vanwege de gebrekkige boekhouding van financiële dienstverlener X. Voor een onderneming zoals die van X is het cruciaal dat alle gegevens betreffende de werkzaamheden van werknemers, de aantallen gewerkte uren, de aantallen gedeclareerde uren en de aan werknemers gedane betalingen nauwkeurig en regelmatig worden vastgelegd op een wijze die voor de Belastingdienst te allen tijde controleerbaar en duidelijk is. Dat X met prijsafspraken werkt, ontslaat haar niet van de verplichting om aan haar administratieplicht te voldoen. Nu X geen volledig beeld van de door haar en haar personeel gewerkte uren heeft overgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de urenadministratie van X niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden.

(Bron: Taxlive)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat Stichting X geen controleerbare en sluitende kasadministratie heeft gevoerd en niet heeft voldaan aan de op haar rustende administratieplicht, die zodanig ernstig is dat de inspecteur rechtsgelding  de informatiebeschikking heeft vastgesteld.

Belanghebbende, stichting X, exploiteert een winkel en webwinkel waarin schaalmodellen van onder andere vrachtauto’s worden verkocht. Bestuurders zijn A en zijn echtgenote B. Bij een boekenonderzoek stelt de inspecteur vast dat een groot deel van de kopen en verkopen contant wordt betaald en dat via een privé-bankrekening ook ontvangsten binnen komen, bestemd voor de stichting. De inspecteur concludeert dat X niet aan haar administratieve verplichtingen voldoet en legt X een informatiebeschikking op over de jaren 2007-20111, die X bestrijdt.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat stichting X een rechtspersoon is en derhalve een administratief lichaam in de zin van de AWR, ten name waarvan een informatiebeschikking kan worden opgesteld. Het hof oordeelt dat X geen controleerbare en sluitende kasadministratie heeft gevoerd en niet heeft voldaan aan de op haar rustende administratieplicht, die zodanig ernstig is dat het de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast rechtvaardigt en een informatiebeschikking evenzo. Het hoger beroep van X is ongegrond. Het hof stelt geen nieuwe termijn vast omdat de schending van de administratieve plicht zich niet leent voor herstel. Dit omdat een adequate kascontrole niet meer mogelijk is.

(Bron: Taxlive)

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat mevrouw X aan de uitlatingen van de Belastingtelefoon geen vertrouwen kan ontlenen dat zij na de invoering van de nieuwe regelgeving nog bezwaar kon indienen tegen de aanslag.

Belanghebbende, mevrouw X, krijgt op in augustus 2011 een schenking van haar moeder van € 18.000. In 2011 gold voor kinderen die de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben bereikt de eenmalig verhoogde vrijstelling van € 24.144. Op het moment van schenking was X al 35 jaar. In maart 2012 is de aangifte schenkbelasting gedaan. Eind oktober 2012 is aan X een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 1297 ((€ 18.000 -/- de algemene vrijstelling van € 5.030) x 10%). In de media nam X kennis van een op handen zijnde verruiming van de eenmalige verhoogde vrijstelling aan kinderen tot de leeftijd van 40 jaar. X meende hiervoor alsnog in aanmerking te kunnen komen. X belt daarom met een medewerker van de Belastingtelefoon. Deze raadt X aan om de nieuwe regelgeving af te wachten. Pas na ontvangst van de aanmaning tekent X bezwaar aan tegen de aanslag. In geschil is of dat bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X aan de uitlatingen van de Belastingtelefoon geen vertrouwen kan ontlenen dat zij na de invoering van de nieuwe regelgeving nog bezwaar kon indienen tegen de aanslag. X heeft namelijk geen vragen gesteld over het maken van bezwaar. Het doet er dus niet toe dat X wel binnen de wettelijke bezwaartermijn contact heeft opgenomen met de Belastingtelefoon. Het beroep van X is ongegrond.

(Bron: Taxlive)

Bij de controle van uw aangifte inkomstenbelasting zal de Belastingdienst bepaalde onderwerpen meer aandacht geven. Recent heeft de fiscus de controlethema’s voor uw aangifte over 2014 gepubliceerd. Zo zal de post ‘levensonderhoud van kinderen onder de 21 jaar’ extra aandacht krijgen bij de controle van de aangifte.

De Belastingdienst maakt elk jaar een lijst met de controle- en servicethema’s voor dat jaar. Deze thema’s krijgen bij de controle van de aangifte inkomstenbelasting extra aandacht. Dit jaar zal de Belastingdienst in de aangifte inkomstenbelasting 2014 de volgende onderwerpen extra controleren:

  • aftrek van specifieke zorgkosten zoals dieetkosten, gezinshulp en medicijnen;
  • aftrek onderhoudskosten voor een Rijksmonumentenpand;
  • levensonderhoud van kinderen onder de 21 jaar (al dan niet bij echtscheiding);
  • buitenlandse pensioenen uit België en Duitsland;
  • buitenlands vermogen;
  • meerdere jaren een negatief bedrag bij ‘inkomsten uit overig werk’.

De bovenstaande onderwerpen komen in grote lijnen overeen met de controlethema’s van die van de aangifte over 2013. Bij ondernemers in de inkomstenbelasting zal de fiscus ook extra gaan letten op de zakelijkheid van de kosten. Verder houdt de Belastingdienst de aftrek van voorbelasting in de gaten bij BTW-ondernemers.

Belastingdienst informeert u schriftelijk

Heeft u te maken met één van deze controlethema’s, dan is de kans groot dat de Belastingdienst u schriftelijk informeert over de werking van dat onderdeel in uw aangifte inkomstenbelasting. De fiscus stuurt de komende tijd namelijk een half miljoen brieven over de controlethema’s. Dit moet fouten bij het invullen van de aangifte voorkomen.

(Bron: Fiscaal Rendement)

V.o.f. X exploiteerde in 2008 en 2009 een handelsbedrijf in onder meer koffie. De vennoten waren Y en zijn echtgenote Z. Y exploiteerde in Duitsland ook nog een eenmanszaak. X verwierf de koffie nagenoeg geheel van de eenmanszaak van Y en verkocht deze koffie door aan onder meer afnemers in ander EU-landen, waaronder de Franse vennootschappen D en E. X paste op de verkopen het 0% BTW-tarief toe en gaf deze als intracommunautaire leveringen aan. Na een controle legde de inspecteur naheffingsaanslagen BTW met 10% vergrijpboeten op omdat X ten onrechte het 0%-tarief had toegepast. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelde voorop dat het ging om afhaaltransacties. De koffie die X bij de eenmanszaak van Y in Duitsland bestelde, werd intracommunautair aan X geleverd, naar Nederland vervoerd en afgeleverd bij logistieke dienstverleners. De eenmanszaak van Y vroeg voor de uitvoer naar Nederland Duitse BTW terug en kreeg die ook. X had voor verkopen aan de Franse afnemers facturen opgemaakt. De koffie was opgehaald door diverse vervoerders en vervolgens direct naar afnemers in Duitsland vervoerd. De Rechtbank besliste dat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat bij de onderhavige transacties sprake was geweest van valse bewijzen en belastingfraude. De Rechtbank nam daarbij in aanmerking dat uit de overgelegde setjes documenten viel op te maken dat de schijn werd gewekt dat de goederen naar Frankrijk werden vervoerd. In die setjes bevonden zich onder andere aan D gerichte en door deze voor ontvangst in Frankrijk getekende CMR-vrachtbrieven, terwijl het aannemelijk was dat een substantieel deel van de goederen in werkelijkheid direct naar Duitsland was vervoerd. Verder waren voor de verkopen aan E vrachtbrieven opgemaakt die waren gericht aan D. De Rechtbank vond het aannemelijk dat de door X achteraf overgelegde en opgemaakte afhaalverklaringen niet de werkelijke gang van zaken weergaven en daarom valselijk waren opgemaakt. De Rechtbank besliste dat X niet aannemelijk had gemaakt dat zij er alles aan had gedaan om betrokkenheid te voorkomen. De Rechtbank besliste dat sprake was van grove schuld en dat een boete van 5% van de nageheven BTW passend en geboden was. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn matigde de Rechtbank de boete met 20% tot € 7.355 voor 2008 en € 4.449 voor 2009. De naheffingsaanslagen BTW verminderde de Rechtbank naar € 184.902 voor 2008 en € 112.053 voor 2009.

(Bron: FUTD)

Als de belastingadviseur in eerste instantie bewust een duidelijk onjuiste aangifte indient en daarna een juiste aangifte, heeft de inspecteur geen nieuw feit nodig om te kunnen navorderen. Er is dan namelijk sprake van kwade trouw. De fiscus heeft dan ook de mogelijkheid om de verliesbeschikking te herzien.

Een steakhouse-houder had de ib-aangifte over 2004 door zijn adviseur laten invullen en op 13 mei 2006 ingediend. Deze aangifte bevatte niet de gegevens die de inspecteur nodig had om de winst op de juiste manier vast te stellen, omdat er in het geheel geen winst uit onderneming was opgegeven. Op 20 oktober 2006 stuurde de adviseur een nieuwe aangifte in over het jaar 2004. Bij de rechter voerde hij aan dat de eerdere aangifte per ongeluk was verstuurd, maar de rechter vond dat dit uit niets bleek. De rechter nam dan ook aan dat de adviseur bewust een onjuiste aangifte had gedaan voor de steakhouse-houder en dat hij ter kwader trouw was ten aanzien van de opgegeven feiten over de winst. Deze kwade trouw werd de ondernemer toegerekend. Daarom waren er geen nieuwe feiten nodig voor de inspecteur om toch te kunnen navorderen. Dit gold ook voor het herzien van het verlies.

(Bron: Taxence)

Als de inspecteur in een bepaald jaar een correctie aanbrengt op een aftrekpost in de aangifte, maar de aftrek in de aangifte van een later jaar gewoon accepteert, begaat hij daarmee volgens de Hoge Raad geen ambtelijk verzuim. Als de inspecteur naderhand merkt dat de opgegeven aftrekpost opnieuw onjuist is, mag hij dan ook navorderen.

Dit bleek nadat in de voorafgaande procedure voor Rechtbank Den Haag de rechter oordeelde dat de inspecteur over het jaar 2007 geen inkomstenbelasting mocht navorderen. Deze navordering vloeide namelijk voort uit een correctie die de inspecteur alsnog wilde aanbrengen in de eigenwoningaftrek, de scholingsuitgaven en de giften. De rechtbank vond echter dat hier geen sprake was van een nieuw feit, omdat de Belastingdienst bij de aangifte inkomstenbelasting 2005 al vragen had gesteld over deze posten. De belanghebbende had deze vragen toen niet beantwoord en geen bewijzen geleverd voor de aftrekposten. Door de aangifte over 2007 gewoon te volgen, had de inspecteur volgens de rechtbank een ambtelijk verzuim begaan. Zowel Hof Den Haag als de Hoge Raad was het oneens met de zienswijze van de rechtbank. De gang van zaken impliceerde op zich geen ambtelijk verzuim nu de Belastingdienst een aangifte volgde, waarin de belastingplichtige soortgelijke aftrekposten opgaf. Omdat de inspecteur na het opleggen van de primaire aanslag over 2007 achter nieuwe feiten was gekomen, mocht hij de te weinig betaalde belasting navorderen.