DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Nieuws voor het MKB(BV), belastingnieuws, belastingaangifte of belastingaanslag

Ondernemers die tijdelijk weinig geld hebben, kunnen vanaf 1 januari makkelijker uitstel van betaling krijgen bij de Belastingdienst.

Telefonisch

Ondernemers kunnen de fiscus telefonisch maximaal 4 maanden om  uitstel vragen voor een schuld van maximaal 20.000 euro. Voorwaarde is  wel dat ze tot nu toe altijd netjes aan hun fiscale verplichtingen  hebben voldaan. Bovendien moeten ze rente betalen. Aanslagen met een  boete komen niet in aanmerking voor het uitstel.

Langer uitstel

De regels voor  verzoeken om uitstel van betaling van langer dan 4 maanden worden ook  iets minder streng. Ondernemers hoeven in dat geval geen volledige  zekerheid meer te geven voor de openstaande schuld, bijvoorbeeld via een  bankgarantie. Wel blijft een verklaring van een derde, zoals een bank,  vereist waaruit onder meer moet blijken dat de betalingsproblemen van  tijdelijke aard zijn en dat de onderneming levensvatbaar is, aldus  Financiën.

Lucht

Staatssecretaris Frans Weekers van Financiën wil ondernemers op deze manier “wat   extra lucht” geven nu de economische  omstandigheden minder goed zijn. De maatregelen werden al aangekondigd in het Belastingplan 2013.

(Bron: ANP)

Een zware sanctie die de Belastingdienst wel eens toepast, is omkering van de bewijslast. In welke gevallen kan de Belastingdienst dit zware middel toepassen? Wanneer kan de inspecteur een administratie verwerpen?

Uiteraard kan de inspecteur een administratie niet zomaar verwerpen. Hij moet daarvoor goede argumenten aanvoeren.

Ernstige gebreken in administratie

Verwerping van de administratie kan aan de orde komen als bijvoorbeeld het brutowinstpercentage te laag is zonder dat de ondernemer daar een afdoende verklaring voor kan geven, als negatieve kassen worden geconstateerd en de vermogensvergelijking niet klopt. Uw administratie moet dus ernstige gebreken vertonen, zodat deze als onbetrouwbaar en ondeugdelijk kan worden bestempeld en niet meer kan dienen voor de berekening van bijvoorbeeld de verschuldigde btw.

Om de administratie te verwerpen, moet de inspecteur kunnen aantonen dat de gehele boekhouding (en de samenhang tussen de verschillende stukken) ernstige gebreken bevat. De praktijk leert dat als de boekhouding op slechts één punt een gebrek vertoont, er geen sprake kan zijn van omkering van de bewijslast.

Voorbeeld. De Duitse Belastingdienst had de Nederlandse Belastingdienst getipt over de leveringen van plastic tassen door een Duitse leverancier aan een Nederlandse handelaar. In de boeken van de leverancier stonden vier leveringen, terwijl door de Nederlandse Belastingdienst slechts twee leveringen werden gevonden. De Nederlandse inspecteur stelde dat de administratie van de handelaar niet aan de eisen voldeed en concludeerde tot omkering van de bewijslast. Met andere woorden; volgens de inspecteur moest de handelaar zelf bewijzen dat zijn boekhouding wel in orde was.

De omkering van bewijslast werd door Rechtbank Breda in dit geval verworpen omdat de tekortkomingen in de administratie niet ernstig genoeg waren (nr. AWB05/4638). De Duitse leverancier bleek daarnaast met de noorderzon vertrokken te zijn. De rechtbank oordeelde dan ook dat de betrouwbaarheid van de verkoper en zijn administratie twijfelachtig was. Omdat de inspecteur verder niets concreets kon aanvoeren, werd de naheffingsaanslag vernietigd.

Niet voldoen aan bewaarplicht

De inspecteur kan de administratie onder omstandigheden ook verwerpen als niet aan de bewaarplicht is voldaan. Maar ook hier moet de Belastingdienst terughoudend zijn.

Zo heeft Hof Amsterdam onlangs beslist (nr. 03/03368) dat het niet bewaren van kassatelstroken, debiteurenbonnen, blocnotevellen, enveloppen met dagopbrengsten en specificatieformulieren van het kasgeld niet in strijd is met de bewaarplicht. Deze formulieren en enveloppen behoren niet tot de boeken, bescheiden en gegevensdragers die u volgens de wet moet bewaren.

Debiteurenbonnen. De debiteurenbonnen worden gebruikt voor de interne controle. Deze bonnen verliezen hun betekenis voor de administratie zodra de daarop voorkomende bedragen zijn overgenomen op de debiteurenkaarten. Dat ze worden weggegooid, maakt dan niet uit.

Blocnotevellen. De blocnotevellen worden normaal gesproken bewaard tot de klant afrekent en daarna weggegooid. De blocnotevellen verliezen dus hun betekenis na betaling door de klant.

Klantenbonnen. Eerder is al door Hof Amsterdam beslist (nr. 02/06840) dat klantenbonnen niet altijd tot de administratie behoren. Dit is het geval als de kassa-afslagen zijn bewaard en de klantbonnen zijn weggegooid.

(Bron: FOBA)

U kunt de belastingdienst vragen om uitstel van betaling van de verschuldigde belasting. Als u bezwaar maakt met een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag krijgt u soms automatisch uitstel van betaling. Als er betalingsproblemen zijn en er is een belastingschuld dan kunt u om een betalingsregeling vragen of daartoe zelf voorstellen doen. Soms is ook kwijtschelding door de belastingdienst mogelijk. Vraag uitstel of maak bezwaar anders volgt een dwangbevel.

Uitstel van betaling inkomstenbelasting in verband met bezwaarschrift

Er zijn voor particulieren een aantal mogelijkheden voor een uitstel van betaling van de belastingdienst. Voor de betaling van de aanslag inkomstenbelasting kunt u maximaal vier maanden uitstel krijgen als de vordering van de belastingdienst kleiner is dan 20.000 euro en er geen andere belastingaanslagen open staan staan die gepaard gaan van een dwangbevel. De mogelijkheden van uitstel op een rij:

  • Als u niet tegen een belastingaanslag bezwaar maakt, krijgt u ook geen uitstel van betaling van de belastingdienst.
  • Als u wel bezwaar maakt tegen de vordering en het bestreden bedrag onderbouwt met een berekening krijgt u uitstel totdat er een uitspraak is gedaan op uw bezwaar.
  • Als u een belastingaanslag krijgt zonder dat u belastingaangifte had gedaan en u maakt bezwaar dan krijgt u voor maximaal 1 maand uitstel van betaling.
  • Ook als u bezwaar maakt tegen een WOZ-beschikking krijgt u uitstel van betaling.
  • Als er sprake is van een bezwaar, beroep of hoger beroep tegen een bestuurlijke boete, krijgt u automatisch uitstel.

Bedenk wel dat een invorderingsrente in rekening wordt gebracht als na de laatste vervaldag van de aanslag nog een vordering openstaat. Wees dus wel op tijd met uw verzoek. Verder is het zo dat als u van de belastingdienst geen uitstel krijgt, u binnen tien dagen na dit besluit in beroep kunt gaan.

Uitstel van betaling belastingdienst voor ondernemingen en ondernemers

Ook een ondernemer kan uitstel aanvragen. Voor een onderneming is zonder een zekerheidstelling van de belastingdienst geen uitstel van betaling mogelijk. Dat betekent dus dat een ondernemer eerst moet zorgen voor een borg, garantie, bankgarantie of onderpand op hypotheekrecht. Vervolgens vult u het formulier Verzoek Betalingsregeling en uitstel van betaling van belasting en/of premie in. Geef duidelijk aan om welke belastingaanslag het gaat. U wordt ook gevraagd te motiveren waarom u meent voor uitstel in aanmerking te komen allerlei vragen gesteld. Bovendien doet u de belastingdienst de vereiste stukken van uw onderneming toekomen zoals:

  • De jaarstukken van de afgelopen twee boekjaren.
  • Een tussentijdse balans plus resultatenrekening over het lopende jaar plus een liquiditeitsprognose en algemene prognose voor de komende twee jaar.
  • Een overzicht van de lopende opdrachten en opdrachtgevers.

Op basis van dit alles zal de belastingdienst bepalen of uitstel gerechtvaardigd is.

Langer uitstel met betalingsregeling belastingdienst voor particulieren

Wilt u langer uitstel dan vier maanden dan moet u daarvoor eveneens een verzoek indienen en vragen om een betalingsregeling. Tot slot kunt u ook zelf een voorstel voor betaling doen waarbij als voorwaarde geldt dat de belastingaanslag binnen maximaal 12 maanden moet zijn betaald.

Beoordeling verzoek tot uitstel door de belastingdienst

De belastingdienst beoordeelt uw verzoek als particulier op basis van uw inkomen en vermogen en dat van uw partner. Zes weken na het indienen van uw verzoek krijgt u van de belastingdienst uitsluitsel. De fiscus berekent hoeveel netto inkomen u in ieder geval nodig hebt om in uw levensbehoefte te voorzien. Denk aan de hypotheek, huur, ziektekosten en levensonderhoud volgens de bijstandsnorm. Van het bedrag dat overblijft moet u per maand 80% afstaan aan de belastingdienst.

Aanmaning, boete, beslaglegging, invordering, loonbeslag, gedwongen verkoop

Wat u nooit moet doen is niet reageren op een belastingaanslag als u betalingsproblemen hebt. Reageert u niet, dan volgt eerst een betalingsherinnering, vervolgens een aanmaning, een dwangbevel en tot slot een overheidsvordering. De overheidsvordering moet een automatische incasso en invordering mogelijk maken. Dit gaat gepaard met oplopende kosten die nog bovenop de belastingschuld en invorderingsrente komen. Als dit niet voldoende oplevert, kan de belastingdienst overgaan tot een loonbeslag of gedwongen verkoop van goederen. Dat kan dus ook de verkoop van uw huis betekenen.

Kwijtschelding belastingschuld

Als een betalingsregeling niet kan is er nog de mogelijkheid van kwijtschelding, U kunt dit bij de belastingdienst aanvragen met het formulier Kwijtschelding voor particulieren. Vul de gegevens over uw inkomen en vermogen in en de belastingdienst geeft u daarna uitsluitsel. Dit verzoek kunt u digitaal doen of door aanvraag van het formulier bij de belastingtelefoon.

Slot

Is er een belastingschuld die u niet binnen de juiste termijn kunt betalen, vraag dan de belastingdienst om uitstel van betaling. Sluit een betalingsregeling af of vraag of u misschien voor kwijtschelding van de belastingschuld in aanmerking komt. Wat u niet moet doen is niet reageren, want dan stapelen de problemen en kosten zich alleen maar op.

(Bron: financieel.infonu.nl)

Mocht de Belastingdienst u in een informatiebeschikking vragen om persoonlijke gegevens voor de aangifte inkomstenbelasting (IB) dan is dat niet in strijd met de privacy als er een redelijk heffingsbelang is. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de rechtbank in Breda.

Sinds 1 juli 2011 kan de Belastingdienst u een informatiebeschikking geven. Deze beschikking zal de inspecteur geven als u weigert om de door hem gevraagde informatie te verstrekken. Het voordeel van deze beschikking is dat u deze kunt aanvechten bij de rechter. Die zal dan beoordelen of het verzoek om informatie gerechtvaardigd is. In deze zaak kreeg een man een voorlopige aanslag IB 2008 opgelegd naar een inkomen van € 25.000. De man ging in bezwaar tegen deze aanslag en gaf in zijn aangifte een loon op van € 1.599 en bijstand van € 5.285. Het viel de inspecteur echter wel op dat de man een tweedehands Mercedes had gekocht.

Informatiebeschikking is redelijk

De fiscus wilde graag weten hoe de man aan het benodigde geld was gekomen om de auto te kopen. Hij gaf aan dat hij geld had geleend van een vriend en dat zijn familie hem een handje hielp. Op een gegeven moment weigerde de man om de vragen van de Belastingdienst nog verder te beantwoorden. De inspecteur verstrekte daarom een informatiebeschikking en vroeg daarin om de namen van de familie, bankafschriften en gegevens over de aflossing van de lening bij de vriend en de tankbeurten van de auto. De man vond dat de fiscus dit niet mocht vragen en dat het in strijd was met de privacy. De rechtbank stelde echter dat de inspecteur een redelijke heffingsbelang had bij de door hem gevraagde informatie. De grenzen van de redelijkheid en privacy waren dus niet overschreden.

(Bron: Fiscaal Rendement)

De Belastingdienst verstuurt binnenkort herinneringsbrieven aan belastingplichtigen die hun aangiften inkomstenbelasting 2011 nog niet hebben ingediend. In de meeste gevallen ontvangt uw adviseur deze brief niet. Laat hem of haar daarom direct weten dat u een herinneringsbrief heeft ontvangen, zodat er nog maatregelen genomen kunnen worden om een boete voor het te laat indienen van uw aangifte te voorkomen. Bij het te laat indienen van een aangifte inkomstenbelasting kan een inspecteur een boete opleggen van € 226 ingeval dit de eerste keer is en bij de tweede keer zelfs € 984.

Volgens Hof Amsterdam hoeft de inspecteur niet meteen wantrouwig te zijn als een ondernemer over een jaar een hoger verlies opgeeft dan normaal. Daardoor mag hij de ondernemer een navorderingsaanslag opleggen als dit verlies toch te hoog blijkt te zijn.

In deze zaak ging het om een vennoot van een vof die in 2001 een verlies had opgegeven van bijna € 125.000. Ter vergelijking: in de jaren van 1998 tot en met 2000 en de jaren 2002 en 2003 varieerden de verliezen van nihil tot nog geen € 18.000. Ondanks het opvallend hoge verlies had de inspecteur de aangifte van vennoot geaccepteerd. Pas later ontdekt de fiscus dat de vennoot niet zo veel verlies had geleden in 2001. Rechtbank Haarlem vond dat de Belastingdienst de vennoot geen navorderingsaanslag mocht opleggen omdat een nieuw feit ontbrak. De inspecteur had zijn onderzoeksplicht verzaakt door bij het zien van het hoge verlies niet meteen onderzoek te doen. Het hof oordeelde echter dat de fiscus niet meteen een aangifte in twijfel hoeft te trekken als deze een verlies opgeeft dat een stuk hoger is dan in recente jaren en jaren in de nabije toekomst. De inspecteur beschikte dus wel over een nieuw feit. Het hof zag wel reden de navorderingsaanslag te verminderen, maar op zich was navordering toegestaan.

(Bron: Taxence)

Als de inspecteur de aangifte volgt nadat de belastingplichtige hem uitgebreid heeft ingelicht over zijn standpunt, schept hij daarmee vertrouwen. De belastingplichtige mag zich dan beroepen op het vertrouwensbeginsel. Het vertrouwensbeginsel kan de fiscus verplichten een belastingaangifte te volgen, ook al zijn de standpunten waarop de belastingplichtige zijn aangifte baseert niet helemaal juist. Een beroep op het vertrouwensbeginsel heeft pas een redelijke kans van slagen als de belanghebbende mocht aannemen dat de inspecteur een bepaald standpunt heeft ingenomen.

In een zaak voor Hof Leeuwarden bijvoorbeeld had een man de Belastingdienst een brief gestuurd. Hierin legde hij uitvoerig uit dat hij een geldlening had verstrekt aan een onderneming. De schuldeiser stelde in zijn brief ook dat de lening als eigen vermogen van de schuldenaar fungeerde, zodat de resultaten uit de lening bij de schuldeiser waren belast als winst uit medegerechtigdheid (box 1). De inspecteur gaf geen antwoord op de brief, maar volgde in de daaropvolgende twee jaren de aangifte van de man die was opgesteld conform het standpunt in de brief. Het hof oordeelde dat hierdoor bij de man het vertrouwen was opgewekt dat de inspecteur een gedragslijn volgde die berustte op een bewuste standpuntbepaling. De fiscus moest dit vertrouwen eerbiedigen. Daardoor kon de man een latere afwaardering van deze vordering aftrekken, ook al had de vordering eigenlijk in box 3 moeten vallen.

(Bron: Taxence)

X ontving navorderingsaanslagen IB/VB 1995/1996 en een navorderingsaanslag IB 2002 met boeten van 100%, omdat hij volgens de inspecteur een bankrekening bij Van Lanschot in Luxemburg had aangehouden. X ontkende dat hij ooit een bankrekening bij Van Lanschot had aangehouden. De inspecteur overlegde bij Rechtbank Haarlem de op de zaak betrekking hebbende stukken en deed daarbij een beroep op artikel 8:29 Awb. De geheimhoudingskamer besliste op 18 juli 2011 dat de beperkte kennisname van een deel van de stukken gerechtvaardigd was. Dat gold volgens de geheimhoudingskamer echter niet voor de rekeningstandenlijsten. Die hoefden niet integraal aan X te worden overgelegd, maar X moest wel op de zitting kortstondig inzage krijgen in de ongeanonimiseerde rekeningstandenlijsten om de echtheid te kunnen controleren. De inspecteur wilde daar echter niet aan mee werken. Rechtbank Haarlem besliste dat de authenticiteit en de betrouwbaarheid van de rekeningstandenlijsten en de daarop voorkomende gegevens voor de beoordeling van de juistheid van de identificatie en de daarmee samenhangende navorderingsaanslagen cruciaal waren. De Rechtbank concludeerde dat de authenticiteit en de betrouwbaarheid van de lijsten niet vast stond, omdat X deze betwistte en de inspecteur hem de mogelijkheid had ontnomen de authenticiteit en de betrouwbaarheid te controleren, en de Rechtbank daardoor ook niet in de gelegenheid was geweest de authenticiteit en betrouwbaarheid nader te beoordelen. Dit betekende dat niet van de juistheid van de daarop vermelde gegevens kon worden uitgegaan. De afdrukken van de rekeningstandenlijsten voorzover deze thans (geanonimiseerd) waren verstrekt en waarbij de naam X op twee pagina’s voorkwam, waren niet bruikbaar ter onderbouwing van de navorderingsaanslagen. Dit betekende volgens de Rechtbank dat, nu het bewijs dat X niet-aangegeven tegoeden – en inkomsten daaruit – bij de bank aanhield in wezen uitsluitend op de twee betreffende pagina’s was gebaseerd en daarvoor geen ander bewijs was bijgebracht, de inspecteur het van hem te verlangen bewijs niet had geleverd. De Rechtbank vernietigde de navorderingsaanslagen en de boeten.

(Bron: FUTD)

X ontving van de inspecteur in verband met een vermoedelijke teruggaaf een deels vooringevuld aangiftebiljet IB 2006. Op die vooringevulde aangifte stond niet het loon dat X in 2006 van BV A had ontvangen. X stuurde de aangifte zonder wijzigingen ondertekend retour en deed daarmee aangifte van een belastbaar inkomen van € 8.768. De aanslag IB 2006 werd in 2008 conform de aangifte opgelegd. In april 2010 deed X nogmaals aangifte IB voor 2006 en vermeldde daarin het van BV A genoten loon. De inspecteur legde een navorderingsaanslag IB 2006 op naar een belastbaar inkomen van € 33.012. X stelde dat de inspecteur niet over een nieuw feit beschikte. De inhoudingsplichtige BV A had de looninkomsten in 2006 aan de Belastingdienst verstrekt. X verwees hiervoor naar een verklaring van de BV A dat de loonheffing op tijd werd betaald, dat de jaaropgaven op tijd werden verzonden en dat er nooit een verzuimbrief was ontvangen. Hof Leeuwarden hechtte geloof aan de verklaring van de inspecteur dat hij ten tijde van de primitieve aanslagregeling niet bekend was met de looninkomsten. De looninkomsten waren niet opgenomen in de “FI-base” of “NIG-base”, een databestand met loon- en uitkeringsgegevens van belastingplichtigen. Het Hof vond het echter wel geloofwaardig dat BV A als inhoudingsplichtige de inkomensgegevens tijdig aan de inspecteur loonbelasting had verstrekt. Het Hof besliste vervolgens dat het aan de inspecteur was om aannemelijk te maken dat de door de inhoudingsplichtige aan een andere eenheid van de Belastingdienst verstrekte gegevens met betrekking tot de looninkomsten ten tijde van de primitieve aanslagregeling niet in voor hem toegankelijke gegevensbestanden waren opgenomen. De inspecteur maakte dat volgens het Hof echter niet aannemelijk. Indien en voorzover problemen met de koppeling van geautomatiseerde gegevensbestanden van de Belastingdienst er de oorzaak van zouden zijn dat de gegevens door de inspecteur niet raadpleegbaar waren, moest dat volgens het Hof voor rekening van de inspecteur komen. Het Hof verklaarde het hoger beroep van X gegrond en vernietigde de navorderingsaanslag.

(Bron: FUTD)

Een aanslag die buiten de termijn is opgelegd is alleen nietig als de belastingplichtige expliciet een beroep doet op het vervallen van de bevoegdheid om een aanslag op te leggen. Doet een belastingplichtige dat niet, dan is de aanslag binnen de termijn opgelegd.

Een bv wordt in 2002 failliet verklaard. Door de FIOD heeft een onderzoek bij de bv plaatsgevonden waarbij een groot deel van de boekhouding in beslag is genomen. Over 2000 en 2001 worden aanslagen opgelegd. Op 4 november 2008 verzoekt de bv aan de inspecteur om een aanslagbiljet Vpb 2003 uit te reiken. Volgens de bv is in 2003 een negatieve winst genoten.

Naar aanleiding hiervan wordt op 16 januari 2010 een aanslag Vpb voor het jaar 2003 opgelegd met een bedrag aan te betalen belasting. De bv is het met de aanslag niet eens en stelt bezwaar en vervolgens beroep in. Bij de rechtbank wordt de aanslag vernietigd. Volgens de rechter had de aanslag voor 1 januari 2007 moeten worden opgelegd. Kortom, de aanslag is ruim na de termijn opgelegd en het beroep van de bv wordt daarom ongegrond verklaard en de aanslag vernietigd. De bv is daar niet mee eens en stapt naar Hof Den Bosch. Voor dat hof is het allereerst de vraag of de aanslag tijdig is opgelegd. Volgens de wet vervalt de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld ontstaat. De aanslag had in dit geval inderdaad voor 1 januari 2007 moeten worden opgelegd. Dat de aanslag buiten de aanslagtermijn is opgelegd kan echter niet worden tegengeworpen aan de bv. De termijn is echter vooral opgenomen om de belastingplichtigen duidelijkheid te verschaffen. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een aanslag die wordt opgelegd na verloop van die termijn niet van rechtswege nietig is. Alleen als de belastingplichtige expliciet een beroep doet op het vervallen van de bevoegdheid een aanslag op te leggen, is de aanslag nietig. Nu de bv een dergelijk beroep niet heeft gedaan is de aanslag tijdig opgelegd. Uit de stukken blijkt duidelijk dat de bv niet aan zijn wettelijke administratieplicht heeft voldaan. De bv kan het geleden verlies niet aantonen. De aanslag is daarmee terecht zonder vaststelling van een verlies vastgesteld.

(Bron: Belastingzaken)