DIT IS MIJN WINST SOFTWARE B.V.

All posts in Uncategorized

De lokale boekhoudrevolutie eenvoudig offline boekhouden op je eigen laptop.

Categories: Uncategorized
Reacties uitgeschakeld voor De lokale boekhoudrevolutie eenvoudig offline boekhouden op je eigen laptop.
De lokale boekhoudrevolutie eenvoudig boekhouden zonder poespas.

Nadat je gestart bent met je eigen onderneming, dan kom je in een ‘woud’ van boekhoudpakketen terecht. Het ene boekhoudpakket heeft nog niet meer functies dan het andere boekhoudpakket, maar is dit wel wat je nodig hebt als zelfstandig professional?

In de huidige tijd wordt de online boekhouden als de onvolprezen oplossing aangeprezen. Jouw gegevens staan dan op een computer van een ander staan ergens op de wereld. Je gaat naar een website en logt in om bij jouw gegevens te komen. Kan je bij een eventuele internetstoring of stroomstoring straks nog wel bij je gegevens en staan je gegevens wel veilig bij een online leverancier? Je zou ook op je eigen pc werkend boekhoudpakket kunnen overwegen.

Het blijkt steeds meer dat grote bedrijven en overheden lang niet altijd te vertrouwen zijn. Hoe meer je online werkt en hoe meer je online digitaliseert en afhankelijk wordt van grote bedrijven, des te moeilijker wordt het om een onafhankelijke koers te varen. Daar komt vaak nog bij dat er steeds weer extra kosten worden berekend voor allerlei functionaliteiten. Het op een andere computer en in de ‘cloud’ plaatsen van je bedrijfsgegevens maakt je dus afhankelijk en kan serieuze risico’s met zich mee brengen. Ons boekhoudpakket het heeft een vaste scherpe prijs van acht euro en een kwartje exclusief btw in de maand.

De oorlog om informatie is in deze tijd volop begonnen. Heeft een softwareleverancier wel iets te maken met al jouw klanten en heeft een softwareleverancier bijvoorbeeld wel iets te maken met jouw uitgaven en inkomsten. De data wordt gebruikt zonder hiervoor een vergoeding aan te bieden, terwijl ook nog eens een fors maandabonnement in rekening wordt gebracht.

Nadeel van grote boekhoudpakket is ook dat er continu updates gedraaid worden. Elke keer worden menu’s weer verplaatst. Onze boekhoudpakket focust zich op eenvoud en toegankelijkheid, daarom roepen wij de locale boekhoudrevolutie uit,.

utie uit.

Door programma’s en data op je eigen computer te bewaren weet je zeker dat je altijd bij je eigen data kan. Je kunt gemakkelijk offline werken, waarbij je een extra back-up maakt. Deze back-up ligt bij voorkeur op een andere fysieke locatie. Je kunt ook kiezen om een vertrouwde partij jouw back-up te laten verzorgen. Op deze wijze heb je een hoge mate van zekerheid dat je gegevens van jezelf blijven en dat je deze gegevens niet kwijt raakt. Ons boekhoudpakket is gebaseerd op Excel en is bij uitstek geschikt om lokaal te werken. De data wordt direct op je eigen harde schijf opgeslagen als Excel bestand. Hierdoor is het bestand ook makkelijk te delen met een boekhouder of een derde die inzage willen hebben in de gegevens.

De heffing van belasting over pensioenuitkeringen is in het Belastingverdrag met Duitsland aan het woonland toegewezen. Hof Den Bosch oordeelde onlangs dat Nederland ten onrechte belasting had geheven over het pensioen van een inwoner van Duitsland. Bijzondere omstandigheid in dit geval was dat de belanghebbende had gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige in Nederland. Uitgaande van die keuze had de Belastingdienst een aanslag opgelegd alsof de belanghebbende binnenlands belastingplichtig was. De pensioenuitkeringen werden daarbij in aanmerking genomen, met toepassing van een vermindering van belasting.

Om te bereiken dat buitenlandse belastingplichtigen dezelfde voordelen hebben als binnenlandse belastingplichtigen die in gelijke omstandigheden verkeren, wordt de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting berekend volgens de vrijstellingsmethodiek met progressievoorbehoud. Het Nederlandse inkomen wordt belast naar het gemiddelde tarief dat zou gelden wanneer over het wereldinkomen zou worden geheven. Dat bij de keuze voor behandeling als binnenlands belastingplichtige het wereldinkomen als uitgangspunt wordt genomen voor het berekenen van dat gemiddelde tarief, betekent niet dat Nederland belasting heft over inkomensbestanddelen die in een belastingverdrag aan een ander land zijn toegewezen. Volgens de Hoge Raad heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat Nederland de pensioenuitkeringen in strijd met het Belastingverdrag in de heffingsgrondslag voor de inkomstenbelasting heeft betrokken.

(Bron: Schuiteman Accountants)

Sinds 1 juli 2012 zijn er nieuwe regels van kracht voor mensen met een auto van de zaak (Ambitions.nu: hierover hebben we ook reeds eerder bericht op deze site). Dit heeft gevolgen voor de CO2-grenzen voor het 14%-tarief en het 20%-tarief van de bijtelling. Waarschijnlijk heeft u hier al veel over gehoord, maar misschien vraagt u zich nog af welke gevolgen dit heeft voor uw situatie. Hieronder leest u er meer over: wat u moet weten over de nieuwe bijtelling.

1. Wat is het verschil tussen een hoge of lage bijtelling?

De bijtelling voor de zelfstandig ondernemer wordt door de belastingdienst geheven als correctie op de met inkomstenbelasting belaste winst. Wanneer iemand ook privékilometers maakt in zijn auto van de zaak, moet dit dus worden verrekend in de zogenaamde bijtelling. Omdat de overheid graag zou zien dat mensen eerder voor een zuinige (en dus milieuvriendelijkere) wagen kiezen, zijn er lagere bijtellingpercentages vastgesteld voor zuinige auto’s. De mate van CO2-uitstoot bepaalt het bijtellingpercentage, dus: hoe minder CO2 uw voertuig uitstoot, des te lager de bijtelling.

2. Brengen de nieuwe regels daar verandering in?

Indien u in een zuinige auto van de zaak rijdt, is de kans groot dat er sinds begin deze maand voor u andere regels gelden. Sinds begin juli 2012 zijn de CO2-grenzen voor het 14%-tarief en het 20%-tarief namelijk aangescherpt. Hieronder vindt u alle wijzigingen:

  • Voor personenauto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km, die in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 worden aangeschaft, geldt gedurende zestig maanden een 0%-tarief voor de bijtelling
  • Op auto’s die vóór 1 januari 2012 zijn aangeschaft en niet meer dan 50 gr/km CO2 uitstoten, is voor zover ze daar nog geen recht op hadden vanaf 1 januari 2012 het 0% tarief van toepassing tot 1 januari 2017
  • Voor personenautos met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km, die in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 worden aangeschaft, geldt gedurende zestig maanden een 7%-tarief voor de bijtelling
  • Auto’s met een 20% of 14% bijtelling waarvan het kenteken vóór 1 juli 2012 op naam is gesteld, houden dat lagere bijtellingpercentage totdat de auto een andere eigenaar én andere gebruiker krijgt. In dat geval zal het bijtellingpercentage met ingang van 1 juli 2017 worden aangepast overeenkomstig de dan geldende normen
  • Auto’s met een 20% of 14% bijteling, die vanaf 1 juli 2012 op naam worden gesteld, houden dat lagere bijtellingpercentage voor een periode van zestig maanden. Deze periode begint op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld. Aan het eind van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO2-grenzen opnieuw voor een 60 maanden periode voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt [Bron: Rijksoverheid]

3. Ik heb een vrij nieuwe en uiterst zuinige auto. Wat is er sinds 1 juli voor mij veranderd?

Het nul-tarief motorrijtuigenbelasting (MRB), dat in 2010 voor zeer zuinige auto’s is ingevoerd, blijft nog tot en met het jaar 2013 bestaan. Deze regeling is van toepassing op zeer zuinige auto’s, oftewel personenauto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 95 g/km (diesel) of maximaal 110 g/km (benzine/aardgas). Tot 2012 kunt u dus blijven rondrijden zonder MRB te hoeven betalen, maar houd er rekening mee dat dit belastingvoordeel per 1 januari 2014 alsnog vervalt.

4. Ik heb een leaseauto. Merk ik dat straks ook aan de kosten?

Rijdt u al een paar jaar een leasewagen die in de 14%-, 20%- 25%-bijtellingscategorie valt? Dan zal op dit gebied weinig veranderd zijn sinds de invoering van de nieuwe regels. Zolang uw leasecontract nog loopt, zal in veel gevallen de bijtelling onveranderd blijven. U kunt desalniettemin overwegen om uw leasecontract over te sluiten, zodat u met een nieuwe (zuinigere) wagen langer kunt profiteren van de voordelige bijtelling. Neem contact op met uw autoleasebedrijf om te informeren naar de mogelijke voordelen en voorwaarden van het oversluiten van een leasecontract. Meer informatie over leaseauto’s vindt u hier: 5 vragen en antwoorden over de leaseauto.

5. Ik rijd elektrisch. Blijf ik vrijgesteld van bijtelling?

Ja, in principe wel. Elektrische auto’s, maar ook andere voertuigen met een nulemissie tijdens het rijden, zijn in ieder geval tot 2015 vrijgesteld van de bijtelling privégebruik auto van de zaak. Datzelfde geldt voor de BPM (de belasting op personenauto’s en motorrijwielen) en de motorrijtuigenbelasting.

6. En wat als ik besluit privé geen gebruik te maken van de auto?

In dat geval wordt u vrijgesteld van het betalen van bijtelling, mits u officieel kunt aantonen dat de wagen alleen zakelijk gebruikt en weinig privékilometers hebt gemaakt. Deze grens ligt bij vijfhonderd privé gereden kilometers per jaar). U kunt dit aantonen door een rittenadministratie bij te houden of bij de Belastingdienst een Verklaring geen privégebruik auto aan te vragen.

(Bron: Ik ga starten)

Wie een gift doet aan een algemeen nut beogende instelling (anbi) kan deze onder voorwaarden aftrekken van zijn inkomen of in het geval van een onderneming van de winst. Een particulier die een vrijwilligersvergoeding ontvangt van zo’n anbi, maar die daarvan afziet kan dit onder omstandigheden ook aftrekken als een gewone gift.

Begrip gift

Van een gift is sprake als deze gedaan is uit vrijgevigheid, en ook als gift is bedoeld. De gever mag op geen enkele wijze, direct of indirect, van of namens de stichting of vereniging een tegenprestatie krijgen.

Periodieke en gewone giften

Voor het aftrekken van gewone en periodieke giften gelden verschillende voorwaarden. In tegenstelling tot gewone giften geldt voor periodieke giften geen drempelinkomen of maximaal aftrekbaar bedrag. Een gift kwalificeert als een periodieke gift onder de volgende voorwaarden:

  • De gift is vastgelegd bij een notaris;
  • Er worden regelmatig (minstens 1 keer per jaar) bedragen overgemaakt naar de instelling of vereniging die in de notariële akte wordt genoemd;
  • Deze bedragen zijn steeds (ongeveer) even hoog;
  • Deze bedragen worden minimaal 5 jaar achter elkaar overgemaakt en de gift stopt uiterlijk bij het overlijden; en
  • Er wordt geen tegenprestatie geleverd aan de instelling of vereniging voor de gift.

 

Voor het aftrekken van gewone giften gelden de volgende voorwaarden:

  • De giften worden gedaan aan een instelling die bij de Belastingdienst is geregistreerd als een algemeen nut beogende instelling (ANBI);
  • De instelling levert geen tegenprestatie voor de giften;
  • Men moet aan de hand van schriftelijke stukken, zoals bankafschriften of kwitanties, aan kunnen tonen dat de giften daadwerkelijk zijn gedaan;
  • Het totale bedrag van de giften is meer dan het drempelbedrag. Men mag niet meer aftrekken dan het maximum. Het drempelbedrag is 1% van het drempelinkomen, met een minimum van € 60. Het maximum is 10% van uw drempelinkomen.

Geefwet

Sinds 1 januari 2012 zijn de bepaalde voorwaarden voor het verkrijgen van de anbi-status dankzij de invoering van de Geefwet versoepeld. Zo mogen anbi’s commerciëler zijn, mogen stichtingen en verenigingen meer winst maken, bestaat de mogelijkheid voor integrale belastingplicht en is de giftendrempel voor bv’s komen te vervallen. Maar een van de belangrijkste maatregelen uit de Geefwet is de multiplier bij culturele instellingen. Een belastingplichtige, bijvoorbeeld een particulier, voor de inkomstenbelasting mag volgens deze regeling 1,25 keer het bedrag van de verzamelgift in aanmerking nemen voor de giftenaftrek. Hierbij is een maximum van € 1250,- vastgesteld.

In de vennootschapsbelasting wordt ook gebruik gemaakt van een multiplier. Hier geldt dat 1,5 keer het bedrag van de gift in aftrek mag worden gebracht. De bovengrens was vastgesteld op 10% van de winst van een onderneming, maar is nu 50% van de winst (en een maximumbedrag van € 100.000) geworden. Het maximumbedrag waarover de multiplier mag worden toegepast is € 5000. Voor het deel van uw giften aan culturele instellingen boven de € 5000, geldt dan weer de normale aftrek van 100%.

Vrijwilligersvergoeding

Rechtbank Arnhem heeft onlangs beslist dat het voor de aftrek van een teruggeschonken vrijwilligersvergoeding als gift niet van belang was of de anbi wel of niet over voldoende middelen beschikte om de vergoeding daadwerkelijk uit te kunnen betalen. Volgens de rechtbank mocht de fiscus de aftrek niet weigeren, nu uit de overeenkomsten, convenanten en andere schriftelijke verklaringen was gebleken dat de vrijwilliger recht had op uitbetaling van een vrijwilligersvergoeding. Belangrijk was dat de vrijwilliger de volledige vrijheid had om over de vergoeding te beschikken en dat er geen sprake was van een verplichting om de vergoeding per omgaande terug te schenken. De staatssecretaris van Financiën heeft echter aangegeven deze uitspraak van de rechtbank niet inhoudelijk te volgen. Hiermee zou de deur worden opengezet naar allerlei opzetjes waarin de kern van de giftenregeling, de vrijgevigheid, wordt ondermijnd. Zie in dit kader het artikel ‘Teruggeschonken vrijwilligersvergoeding aftrekbaar als gift?’.

Gelijkheidsbeginsel

In een zaak voor Rechtbank Leeuwarden deed een vergelijkbaar geval zich voor. De vrijwilliger in kwestie had echter niet aannemelijk gemaakt dat er een reëel recht bestond op het verkrijgen van een vergoeding, zo stelde de rechtbank. In dat geval kon ook niet worden gesproken van afzien van een vergoeding. De rechtbank gaf de vrijwilliger toch gelijk op grond van het gelijkheidsbeginsel. De vrijwilliger had zich namelijk beroepen op de meerderheidsregel. In de meerderheid van de gevallen die vergelijkbaar waren met dit geval was een juiste wetstoepassing achterwege gebleven en werd de aftrek dus wel geaccepteerd. Volgens de rechtbank had de vrijwilliger op grond hiervan ook recht op aftrek van de terruggeschonken vergoeding. De rechter vond het niet van belang dat de aangiften van de gevallen die hiermee werden vergeleken niet zouden zijn onderzocht.

(Bron: Taxence)

Een geringe omzet en weinig directe uren in de aanvangsfase hoeven geen beletsel te zijn voor het ondernemerschap in de inkomstenbelasting, zo stelt de Hoge Raad. Dat gaat lijnrecht in tegen het oordeel van het hof dat veel belang hecht aan de omzeteis bij een oud-militair die naast zijn pensioen ook een advies- en incassobedrijf begint. De Hoge Raad vindt echter dat het oordeel van het hof door de beugel kan. De oud-militair krijgt niet het predikaat ‘IB-ondernemer’.
De zaak gaat als volgt. De belanghebbende is een gepensioneerde militair. In 2003 start hij met juridische dienstverlening en incassowerkzaamheden. Hij staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maakt reclame voor zijn werkzaamheden en heeft een eigen website. ­ In 2006 besteedt de oud-militair 1416,5 uren aan deze werkzaamheden (waarvan 235,5 directe uren). De omzet bedraagt in de jaren 2005 tot en met 2009 € 1280 (2005), € 2640 (2006), € 10.726 (2007), € 14.710 (2008) en € 7099 (in de eerste vier maanden van 2009).
Hij geniet in 2006 een ABP-pensioen van € 31.119. In navolging van de inspecteur oordelen zowel Rechtbank Breda als Hof ’s-Hertogenbosch dat de oud-militair in 2006 weliswaar een bron van inkomen heeft, maar (nog) geen winst uit onderneming geniet. ­ Het hof wijst erop dat zowel de omzetten als het aantal directe uren gering is. De Hoge Raad stelt echter dat een lage omzet in combinatie met een relatief laag aantal directe uren in de beginfase geen beletsel hoeven te vormen voor het IB-ondernemerschap. Telkens gaat het om een weging van verschillende factoren. Er kan sprake zijn van een onderneming als een lage omzet en weinig directe uren worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de omvang van de activiteiten. De beslissing van het hof komt volgens de Hoge Raad erop neer dat in het geval van de oud-militair het grote aantal aan acquisitie bestede uren onvoldoende tegenwicht biedt voor de geringe omzet. En dat mag het hof vinden ondanks dat de Hoge Raad anders tegen de zaak aankijkt. Het hofoordeel berust volgens de Hoge Raad immers “niet op een onjuiste rechtsopvatting”.

Directe en indirecten uren

Directe uren zijn de voor het bedrijf gewerkte uren waarin iemand daadwerkelijk geld verdient. Indirecte uren zijn uren besteed aan bijvoorbeeld administratie, het werven van opdrachtgevers of studie. Ook reisuren zijn indirecte uren.

Resultaat uit overige werzaamheden of winst uit onderneming?

De Hoge Raad gaat in dit arrest in op het onderscheid tussen resultaat uit overige werkzaamheden en winst uit onderneming. Voorop moet worden gesteld dat de bron onderneming zich van de bron overige werkzaamheden onderscheidt door de aanwezigheid van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van winst uit onderneming, stelt de Hoge Raad de volgende beoordelingscriteria vast:

  • de omvang van de organisatie van iemands activiteiten;
  • de omvang van de risico’s op debiteuren en voorraad; en
  • de mate waarin iemand van één afnemer afhankelijk is.

De volgende elementen spelen daarbij in ieder geval een belangrijke rol:

  • de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden;
  • de omvang van de brutobaten;
  • de winstverwachting;
  • het lopen van (ondernemers)risico;
  • de beschikbare tijd;
  • de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheid wordt gegeven;
  • het aantal opdrachtgevers; en
  • het spraakgebruik.

In deze zaak heeft het hof geoordeeld dat de bruto omzet, vóór aftrek kosten, die de oud-militair met de activiteiten in de jaren 2005 en 2006 heeft behaald zodanig gering is dat niet gesproken kan worden van een onderneming. Hiermee heeft het hof, met instemming van de Hoge Raad, het lage omzetcijfer in dit geval doorslaggevend laten zijn.

(Bron: Pleinplus)

In het nieuwe box 3-besluit wordt onder andere ingegaan op de situatie waarbij in het ene jaar de oude woning wordt verkocht en pas in het volgende jaar een nieuwe eigen woning wordt gekocht. Mogelijk komt de vermogensrendementsheffing om de hoek kijken.
Op 29 februari 2012 is het besluit inkomen uit sparen en beleggen gepubliceerd. In het nieuwe besluit is onder meer de overgang van de oude eigen woning via box 3 naar de nieuwe eigen woning behandeld. ­ Een belastingplichtige die zijn eigen woning verkoopt, daarbij een overwaarde realiseert, en vervolgens pas na de jaarwisseling een nieuwe eigen woning koopt, is over de gerealiseerde overwaarde vermogensrendementsheffing verschuldigd. Op 1 januari – de peildatum – verhoogt de gerealiseerde overwaarde immers het box 3-vermogen. Dat bij aankoop van de nieuwe woning deze overwaarde als eigenwoningreserve in mindering komt op de box 1-schuld, doet hieraan niets af.

Voorbeeld

X verkoopt zijn woning in mei 2011 en draagt direct de eigendom over aan de koper. Met de verkoop realiseert X een overwaarde van € 50.000. X boekt dit bedrag naar zijn spaarrekening. Vervolgens gaat X vanaf mei 2011 huren.

In februari 2012 besluit X een nieuwe eigen woning te kopen. De in 2011 gerealiseerde overwaarde haalt hij van zijn spaarrekening af voor de financiering van de nieuwe woning.

Op grond van de wet telt de waarde van de spaarrekening per 1 januari 2012 gewoon mee als bezitting voor de grondslag van box 3. X is dan ook vermogensrendementsheffing verschuldigd over de waarde van de spaarrekening. De rendementsgrondslag wordt aan de hand van één peildatum (1 januari) vastgesteld. Het maakt dan ook niet uit of slechts een gedeelte van het jaar een box 3-vermogensbestanddeel aanwezig is.

Versoepeling vervalt

In dit besluit wordt weer eens het robuuste karakter van de box 3-heffing duidelijk gemaakt. Door uit te gaan van één peildatum en van een vast rendement van 4% wordt niet het werkelijke rendement van box 3-vermogen in de heffing betrokken, maar een wettelijk vastgesteld, fictief rendement. Dit is ook van belang voor die situaties waarbij een eigen woning leeg staat en in de verkoop staat of tijdelijk wordt verhuurd. In het eerste geval mag gebruik worden gemaakt van de zogeheten verhuisregeling. De verhuisregeling houdt in dat een woning die leeg in de verkoop staat gedurende het lopende jaar plus twee kalenderjaren nog als eigen woning mag worden aangemerkt. Deze verhuisperiode is voor de jaren 2011 en 2012 tijdelijk verruimd met een jaar. Voor woningen die in 2009 zijn verlaten en in de verkoop zijn gezet, betekent dit dat de verhuisregeling op 31 december 2012 ophoudt. Op 1 januari 2013 zit de nog steeds in de verkoop staande woning dus in box 3 en verhoogt daar direct de rendementsgrondslag. Ook de bijleenregeling is op dat moment van toepassing. ­ Wordt een in de verkoop staande woning tijdelijk verhuurd, dan kan in 2012 nog gebruik worden gemaakt van een versoepeling in de wet. Op het moment van verhuur verhuist de woning tezamen met de daarop rustende eigenwoningschuld van box 1 naar box 3. Wordt op 1 januari van enig jaar de woning nog steeds verhuurd, dan verhoogt de waarde van de verhuurde woning verminderd met de daarop rustende schuld de rendementsgrondslag. De bijleenregeling hoeft op grond van de versoepeling op dat moment echter nog niet te worden toegepast. De bijleenregeling is pas aan de orde als de woning wordt verkocht of als sinds het moment van verlaten van de woning de hiervoor uiteengezette verhuisperiode is verstreken. ­ Deze versoepeling vervalt met ingang van 1 januari 2013. Een verhuurde woning behoort dan definitief tot het box 3-vermogen. Daarnaast wordt op dat moment de bijleenregeling toegepast. De eigenwoningreserve, zijnde het verschil tussen de op de woning rustende eigenwoningschuld en de waarde in het economische verkeer van de woning, komt in mindering op een eventuele nieuwe eigenwoningschuld. Ontstaat hierdoor een gedeeltelijke box 3-lening – de eigenwoningreserve wordt immers wel fiscaal gerealiseerd, maar niet in werkelijkheid – dan behoort ook deze box 3-lening op 1 januari 2013 tot de rendementsgrondslag.
(Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden)

Curatele, bewind en mentorschap zijn verschillende beschermingsmaatregelen voor mensen die zelf geen goede beslissingen kunnen maken, bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, verslaving of dementie.

  • Bewind gaat over financiële beslissingen
  • Mentorschap gaat over persoonlijke belangen
  • Curatele gaat over financiële en persoonlijke beslissingen
  • Combinatie van curatele, bewind en mentorschap

Bewind gaat over financiële beslissingen

Een persoon van wie de goederen onder bewind staan, laat de financiële beslissingen en het beheer van de financiën over aan de bewindvoerder.

Wie onder bewind staat, blijft handelingsbekwaam. Hij mag dus nog wel zelfstandig rechtshandelingen verrichten, zoals het sluiten van een contract of huwelijk.

Mentorschap gaat over persoonlijke belangen

Bij mentorschap behartigt een persoon, de mentor, de persoonlijke belangen van iemand die dat zelf niet meer kan. Het gaat vooral om beslissingen over verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding.

Iemand die een mentor heeft, blijft handelingsbekwaam.

Curatele gaat over financiële en persoonlijke beslissingen

Ondercuratelestelling is een maatregel voor meerderjarigen die zowel hun financiële als persoonlijke belangen niet meer kunnen behartigen.

Wie onder curatele is gesteld, verliest zijn handelingsbekwaamheid. Dit betekent dat betrokkene niet meer zonder toestemming van de curator zelfstandig rechtshandelingen mag verrichten. Voorbeelden van rechtshandelingen zijn een koop- of huurcontract sluiten, of een samenlevingscontract aangaan.

Een curator in faillissement wordt benoemd als een particulier of bedrijf failliet is gegaan.

Combinatie van curatele, bewind en mentorschap

Als iemand onder curatele is gesteld, is het niet mogelijk ook nog een bewind of een mentorschap aan te vragen. Bij curatele gaat het tenslotte om de behartiging van zowel de financiële als de persoonlijke belangen van de betrokkene. Bewind en mentorschap kunnen wel worden gecombineerd.

(Bron: Overheid)

De Tweede Kamer heeft donderdag een motie van GroenLinks om het urencriterium te schrappen aangenomen. Het urencriterium bepaalt dat deeltijdondernemers pas recht hebben op belastingkorting als ze minimaal 1225 uur in hun onderneming hebben gestoken. GroenLinks wil dat dit urencriterium wordt vervangen in een omzetcriterium met een glijdende schaal. Als ondernemers 10.000 euro of meer omzet hebben behaald krijgen zij volledige zelfstandigenaftrek; als ze maar 5000 euro binnenhalen, hebben ze recht op de halve zelfstandigenaftrek. Kamerlid Bruno Braakhuis van GroenLinks: ‘Ik ben blij dat het kabinet een stap heeft gezet op weg naar het afschaffen van het urencriterium. Ik wil mensen in deze crisis stimuleren aan het werk te komen en risico’s te nemen als ondernemer. Dus moeten we ze niet korten, maar ondersteunen.
ZZP Nederland reageert verheugd dat de motie over het schrappen van het urencriterium is aangenomen. ‘Dat is goed nieuws voor ZZP’ers die het urencriterium van 1225 uren per jaar niet halen. Het urencriterium in een glijdende schaal veranderen was jarenlang een strijdpunt voor Stichting ZZP Nederland.
(Bron PleinPlus 19-11-2011)

De kinderopvangtoeslag wordt vanaf 2012 gekoppeld aan het aantal uren dat de ouders of verzorgers van het kind werken. Het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht wordt beperkt. Er wordt ook scherper gecontroleerd op fraude en oneigenlijk gebruik van kinderopvangtoeslag. Daarnaast is er nog een aantal wijzigingen.

Deze wijzigingen worden in stappen doorgevoerd. Doel van deze maatregelen is het terugdringen van fraude en zorgen dat de regeling betaalbaar blijft.

  • Tijdstraject wetgeving kinderopvangtoeslag
  • Koppeling gewerkte uren en opvanguren voor kinderopvangtoeslag
  • Kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht beperken
  • Geen kinderopvangtoeslag zonder ander inkomen
  • Maximum aantal uren kinderopvang voor alle opvangsoorten
  • Overige maatregelen kinderopvangtoeslag: meer controleren en boetes

Tijdstraject wetgeving kinderopvangtoeslag: De invoering is afhankelijk van de tijd die nodig is voor voorbereiding van wetgeving en uitvoering. In 2011 controleert de Belastingdienst strenger bij aanvragen voor kinderopvangtoeslag. In 2013 wordt de boete ingevoerd voor het te laat doorgeven van vermindering van opvanguren. De overige maatregelen gaan per 2012 in.

Koppeling gewerkte uren en opvanguren voor kinderopvangtoeslag: Het recht op kinderopvangtoeslag wordt gekoppeld aan het aantal uren van de partner die het minst werkt. Bij kinderen tot 4 jaar die gebruik maken van de dagopvang, is het recht op toeslag berekend op 140% van die gewerkte uren. Zo worden ook de reistijd en (middag)pauzetijd gecompenseerd. Voor kinderen vanaf 4 jaar bedraagt dat percentage 70%. Deze kinderen maken immers minder uren gebruik van kinderopvang omdat zij ook naar school gaan.

Als u en/of uw partner een onregelmatig arbeidspatroon heeft, zult u aan het begin van het jaar een zo goed mogelijke schatting moeten maken van het aantal uren dat u werkt. U kunt beter een te laag aantal uren opgeven dan te hoog. Dit om te voorkomen dat u grote bedragen terug moet betalen aan de Belastingdienst/Toeslagen.

Kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht beperken: De mogelijkheid om kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht aan te vragen, wordt zo goed als afgeschaft. Alleen kosten die gemaakt zijn vanaf 1 maand vóór de datum van aanvraag komen nog in aanmerking.

Geen kinderopvangtoeslag zonder ander inkomen: Gastouders die geen andere inkomsten hebben dan inkomsten uit gastouderopvang, kunnen straks zelf geen kinderopvangtoeslag meer ontvangen. Dit moet voorkomen dat ouders zonder werk elkaars gastouder worden en daarvoor kinderopvangtoeslag ontvangen.

Maximum aantal uren kinderopvang voor alle opvangsoorten: Op dit moment kunnen ouders per kind 230 uur per maand per opvangsoort declareren. Dat betekent dat ouders bijvoorbeeld 230 uur voor buitenschoolse opvang en 230 uur voor gastouderopvang, samen dus 460 uur per maand, kunnen declareren voor hetzelfde kind. Dit wordt gewijzigd naar een maximum van 230 uur voor alle opvangsoorten samen.

Overige maatregelen kinderopvangtoeslag: meer controleren en boetes: De Belastingdienst controleert nog in 2011 scherper bij de aanvraag van kindertoeslag. Instellingen voor kinderopvang gaan ouders informeren over het aantal uren waarover zij kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen. Zo kunnen ouders uit onwetendheid niet te veel uren opgeven. Het boetebedrag bij fraude met kinderopvangtoeslag kan straks maximaal even groot zijn als het fraudebedrag. Wie nogmaals fraudeert, krijgt de daaropvolgende 5 jaar geen toeslag meer. Vanaf 2013 kan de belastingdienst ook een boete opleggen als te laat wordt doorgegeven dat het aantal opvanguren is verminderd.

(Bron: overheid 10-11-2011)

Ontvangt u een naheffingsaanslag en vergrijpboete, dan hoeft u die niet altijd te betalen. Zeker niet als u een adviseur of accountant in de arm heeft genomen. U mag er immers vanuit gaan dat hij uw zaken goed regelt. In dat geval kunt u aantonen dat er geen sprake is van grove schuld aan uw kant.

Bent u zelf minder goed met cijfers, dan is het raadzaam om een externe deskundige in te schakelen voor bijvoorbeeld uw loonadministratie. Hij zorgt er dan voor dat u uw op tijd genoeg belasting betaalt. Als u uw belasting namelijk te laat betaalt of u betaalt te weinig, dan kan de Belastingdienst bij grove
schuld of opzet een vergrijpboete opleggen. Grove schuld houdt in dat u nalatig, onzorgvuldig of onachtzaam bent geweest bij uw aangifte. Er is sprake van opzet als u willens en wetens met uw aangifte heeft geknoeid. Heeft u een adviseur ingeschakeld, dan kunt u alsnog een vergrijpboete krijgen. Maar u hoeft deze niet altijd te betalen. Uit een recente rechtszaak bleek dat als u kunt aantonen
dat er geen twijfel bestond over de juistheid van de adviezen van uw adviseur, u de boete niet altijd verschuldigd bent.

Bv had geen reden tot twijfel

In de zaak stond een bv centraal die een adviseur de fiscale zaken liet regelen. Na een boekenonderzoek bleek echter dat de administratie niet op orde was. De fiscus legde daarom een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen op met een vergrijpboete. Dit vond de bv onterecht, omdat er
geen sprake was van grove schuld; de adviseur regelde alles. Uiteindelijk boog de Hoge Raad zich over de zaak, die het eens was met de bv. De bv had namelijk geen aanwijzingen dat ze moest twijfelen aan de deskundigheid van de adviseur. Er was dus geen sprake van grove opzet, waarop de boete werd vernietigd.

(Bron: BV Rendement 2-11-2011)