Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde onlangs dat de heffingsrente die een bedrijf kreeg opgelegd beperkt moet worden.
Complexe materie
Dit omdat de inspecteur, na het bekend worden van de noodzakelijke gegevens voor het opleggen van een aanslag, heeft stilgezeten en voor deze periode, naast de omstandigheid dat er sprake zou zijn van een complexe materie, geen afdoende verklaring heeft gegeven.
VPB-navorderingaanslagen
Aan het bedrijf zijn VPB-navorderingaanslagen opgelegd, nadat het in januari en februari 2009 per brief een aantal fiscale misslagen uit het verleden aan de inspecteur heeft opgebiecht en te kennen heeft gegeven deze te willen redresseren.
Heffingsrente
In december 2010 kondigt de inspecteur de aanslagen aan. De aanslag over 2006 is vervolgens na enige correspondentie pas in oktober 2011 opgelegd. In geschil is of de hierbij in rekening gebrachte heffingsrente van € 8.831 terecht is.
Zorgvuldigheidsbeginsel
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de periode van onnodig lang stilzitten door de inspecteur vanwege het zorgvuldigheidsbeginsel buiten beschouwing moet worden gelaten. Op 12 februari 2009 waren alle voor het opleggen van de aanslag noodzakelijke gegevens namelijk bij de inspecteur bekend.
Reactietermijn
Gelet op de complexe materie was drie maanden een redelijke reactietermijn geweest. Er mag dus geen heffingsrente worden berekend over de periode van 12 mei 2009 tot en met 14 december 2010. Het beroep van het bedrijf is gegrond. De inspecteur wordt opgedragen een nieuwe beschikking heffingsrente vast te stellen.
Bron: Plein +