Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kon de curator niet eenzijdig een tussen echtgenoten gemaakte inkomensverdeling wijzigen. De inspecteur moest dus bij de heffing uitgaan van de door de beide (ex-)echtelieden gemaakte verdeling.
Een vrouw bezat alle aandelen in een BV. Die BV kocht voor € 547.000 in 2010 een boot die op naam van de echtgenoot van de vrouw werd gezet, met wie de vrouw op huwelijkse voorwaarden was getrouwd. Volgens de inspecteur was de aanschaf van de boot aan te merken als een uitdeling. Hij was van mening dat deze voor de helft ( € 237.700) bij de vrouw en voor de andere helft bij de echtgenoot van de vrouw in aanmerking genomen moest worden. De vrouw was het hier niet mee eens en ging in beroep. Ondertussen scheidden de echtelieden in 2014 en werd de echtgenoot van de vrouw in september 2015 failliet verklaard. Tijdens de beroepsprocedure deden de ex-echtelieden op grond van art. 2.17 Wet IB 2001 op 4 december 2015 een gezamenlijk verzoek om alsnog de volledige uitdeling toe te rekenen aan de ex-echtgenoot van de vrouw. Bij e-mail van 9 december 2015 tekende de curator in het faillissement van de echtgenoot van de vrouw hiertegen echter protest aan; hij deelde de inspecteur mee dat hij niet akkoord gaat met het toerekenen van de gehele correctie aan de (failliete) echtgenoot van de vrouw. In geschil is of de inspecteur bij de vrouw terecht een bedrag van € 273.700 als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking heeft genomen. De vrouw stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een winstuitdeling van € 273.700 en dat het bedrag dat wel als winstuitdeling kan worden aangemerkt gelet op de door haar en haar ex-echtgenoot gemaakte gezamenlijke keuze geheel bij de ex-echtgenoot in aanmerking genomen dient te worden. Volgens de inspecteur is bij de vrouw terecht een winstuitdeling van € 273.700 in aanmerking genomen. Hij voert daarbij onder meer aan dat de gezamenlijke keuze van de vrouw en de ex-echtgenoot om de gehele winstuitdeling toe te rekenen aan de ex-echtgenoot is herzien door de mededeling van de curator dat hij niet akkoord gaat met het toerekenen van de gehele correctie aan de ex-echtgenoot. Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dienaangaande dat uit art. 2.17 lid 4 Wet IB 2001 volgt dat voor de wijziging van een tot stand gekomen onderlinge verhouding van een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel vereist is dat een dergelijk verzoek ook gezamenlijk wordt gedaan. Omdat in het onderhavige geval vaststaat dat de vrouw niet heeft ingestemd met een wijziging van de gemaakte keuze, kan volgens het hof een eenzijdig verzoek van de curator niet leiden tot een wijziging van de eerder gemaakte inkomensverdeling. Het hof verklaart het hoger beroep van de vrouw dan ook gegrond.
(Bron: PKF)